De geschiedenis van NSVV Heyendaal begint in 1967. De heren Goudbeek en Vrieler hebben aan het begin van de 21e eeuw een negendelige ‘anthology’ geschreven over de vereniging. Negen literaire werken over het wel en wee van NSVV Heyendaal in vroegere tijden. Op deze pagina het eerste deel.

ANTHOLOGY 1

In de door ons bemachtigde database (de doos van Henk) vonden wij spelerskaarten vanaf begin jaren zeventig tot begin jaren negentig. Hoewel stellers deze al geruime tijd binnen de vereniging rondlopen, waren er maar weinig gezichten en namen die belletjes deden rinkelen. Rick Brouwer deed dat bijvoorbeeld wel, net als Jeroen Kroeze, tegenwoordig actief bij de concurrent uit Nijmegen Oost, Pegasus. Bekende dames waren Astrid Donderwinkel, ITorganisator van het eerste uur en een Meike Brendel, oud dames 2. Wegens gebrek aan archiefmateriaal bezondigen wij ons in deze aflevering nu aan het analyseren van het aanwezige beeldmateriaal. Zo als daar zijn, de brildragende Heyendaalleden.

Frank LinthorstFrank Linthorst

 

Marius ChristiaansMarius Christiaans

HilbrandHilbrand

 

Marjo ThijssenMarjo Thijssen

Gerard BerendsenGerard Berendsen

 

Gé GroenewegenGé Groenwegen

 

Romy van den BroekRomy van den Broek

 

Rik PeetersRik Peeters

 

R. van KruijsbergenR van Kruijsbergen

 

Monique BekkersMonique Bekkers

Miek LindelaufMiek Lindelauf

Brillen feiten en cijfers

Eerst maar de cijfers. Binnen ons beperkte archief valt onmiddellijk het grote verschil in aantal tussen mannen en vrouwen op. Eénenzeventig (71!) procent van de brildragers is man, waardoor het percentage van negenentwintig (29) procent overblijft voor het vrouwelijke deel van de Heyendaalpopulatie. Kunnen we hieruit concluderen dat de volleyballende vrouw te ijdel is om een bril te dragen?

Wanneer we een verdeling naar tijdvak maken, dan valt onmiddellijk op dat het brilgebruik goed te vangen is middels een parabolische kromme. Is het aantal brillen in het begin van het achtste decennium van de vorige eeuw nog magertjes, eind jaren zeventig is het al fors tot stevig, waarna de jaren negentig een lichte afname vertonen. De auteurs vermoeden dat dit wellicht in een bredere maatschappelijke ontwikkeling gezien moet worden. Na deze uitputtende inventarisatie van het totaal, zullen we nu ingaan op enkele exemplarische casus.

De Herenbrillen door de jaren heen

Rechts zijn drie voorbeelden te zien van trotse brildragende volleyballers. De baardige jongeman (Frank Linthorst) is geboren in 1960 en kwam uit voor Heyendaal eind jaren zeventig (interpolatie van de auteurs). Behalve zijn opvallend giganteske bril heeft Frank een erg modieus (we schrijven 1978) Corduroy jasje aan. Meer tot de verbeelding sprekend is de bril van Gé Groenewegen (*1954), de gebloesde jongeman van waarschijnlijk Limburgse afkomst. Hij volleybalde in ieder geval van 1980 tot 1982 bij Heyendaal, maar waarschijnlijk stamt zijn foto uit zijn tijd op de HBSA. Opvallend is het zware montuur en de dikke poten die tegenwoordig aan populariteit hebben ingeboet. Uiterst rechts maken we kennis met Gerard Berendsen (*1959) uit Enschede, die voordat hij bij Heyendaal kwam spelen uitkwam voor Spirit Actief . De bril die Gerard hanteert zal door velen onder de jonge lezers geïdentificeerd worden als “de bril van mijn opa!”.

Dan nu de langharige sectie van brildragend Heyendaal . Merk op hoe professioneel Hilbrand (*1951) zijn lokken rond zijn bril gedrapeerd heeft. Wij vermoeden enige ambities in de richting van de showbizz. Het is niet John de Wolf die midden op de pagina prijkt (de auteurs moesten ook even het zand uit hun ogen wrijven), doch Marius Christiaans, geboren in 1956. Nieuw element in het Heyendaal brillenbestand is het getinte glas dat in Marius’ montuur geklemd zit. Tenslotte is daar Rik Peeters (*1955) die zo vriendelijk is geweest zijn studieadres op Galgenveld te laten vermelden, waar hij gehemd zijn studie sociologie tussen de “axies” door in negen jaar afronde. Vermoeden we.

Tot zover deze dwarsdoorsnede van de brildragende mannen binnen Heyendaal. Uiteraard is deze verre van volledig, maar gepoogd is een beeld te geven van hoe de bebrilde helde het zouden hebben kunnen betreden in de decennia die achter ons liggen. Dan nu de vrouwen.

En de damesbrillen…

Marjo Thijssen (*1952) oogt begin jaren zeventig tamelijk éénentwintigsteeeuws. Het moderne straatbeeld wordt gedomineerd door dit type rechthoekige brillen met een zwaar montuur. Deze struise Cuijkse is wellicht familie van een van de langste voorzitters uit de historie van Heyendaal. Dat kan niet gezegd worden van Miek Lindelauf (*1951). Zij is misschien wel de eerste oosterbuur die de gelederen van Heyendaal kwam versterken. Haar bril zou hier een indicatie van kunnen zijn. Richten wij de blik op Monique Bekkers, dan springt de grote vervorming die de bril veroorzaakt onmiddellijk in het oog. Indertijd was het gebruikelijk aan het begin van het seizoen een medische sportkeuring te ondergaan. Bij goedkeuring werd je spelerskaart voorzien van een groene stempel, geldig voor een jaar. De kaart van Monique bevat echter voor het seizoen 1977-78 een rode “A”. Afgekeurd wegens slechtziendheid wellicht?

Curieus is de spelerskaart van Puiflijkse R. van Kruisbergen, geboren in 1957. Zowel bij Heyendaal als bij de NeVoBo is de voornaam van deze van de Flamingo’s afkomstige bebrilde onbekend gebleven. Wie het weet mag het zeggen.

Als klap op de vuurpijl hebben wij de hand weten te leggen op de foto van waarschijnlijk de eerste Romy die onze vereniging rijk is geweest, namelijk Romy van den Broek (*1959). De Brigitte Bardot lookalike heeft gespeeld bij Geldrop volgens een aantekening achter op de kaart. Voorts valt de perfecte symbiose op tussen de belichting, bril en haarkleur. Fotografie stond toentertijd duidelijk al niet meer in haar kinderschoenen. De aandacht van de auteurs ging echter veel meer uit naar de schier onmogelijke toevalligheid van combinatie van voor en achternaam. Onze Romiëlle de Jong blijkt niet de eerste te zijn geweest die haar naam aan haar broek, groot of klein, verbonden heeft.

Epiloog

Deze eerste aflevering van de Heyendaal Anthology vertoont uiteraard nogal wat giswerk en hiaten. De auteurs, wetenschappers in hart en nieren, zijn hier niet onverdeeld gelukkig mee. Immers, gedegen onderzoek en reconstructie is gebaat bij een grondige analyse van aanwezig archiefmateriaal. Aan eenieder dan ook hierbij de oproep om zijn of haar Heyendaal parafernalia, relikwieën, triumphalia en wat dies meer zij uit de proverbiale oude doos op te diepen en ter lering ende vermaak aan te bieden aan de schrijvers dezes.

Drs. Drs. M.B. Goudbeek

Drs. J.A. Vrieler

Money! (That’s what I want…)
“did you think that money was heaven sent?”

Lennon-McCartney (1968)

In de herfst van 1992 informeert Pascal Cramer of het mogelijk en wenselijk is om voor Heyendaal een sponsor te zoeken. Hiermee wordt een begin gemaakt met de volwassenwording van Heyendaal op financieel gebied. In de jaren die er op zouden volgen stond sponsoring diverse malen hoog op de agenda van het bestuur en diverse sponsorcommissies. Op Pascal Cramers vraag antwoordde het toenmalige bestuur bij monde van penningmeester Lilian Veldhuis dat zulks niet mogelijk was vanwege de nauwe banden van Heyendaal met het Sportcentrum.

Reden voor de plotselinge interesse in het aanboren van externe gelden was het besluit van het bestuur over te gaan op het aanschaffen van verenigingsshirts. Tot dan had iedere Heyendaler gespeeld in zijn eigen strakke jadekleurig tenue dat hij eigenhandig had moeten aanschaffen en moeten voorzien van borst- en rugnummer. De leverancier van deze shirts ging failliet in 1992, waardoor aan deze status-quo een bruusk einde kwam. De mogelijkheid tot een andere aanpak was geschapen.

Bijna een jaar na de vraag van Pascal komt het bestuur met een geheel ander geluid: “Sponsoring blijkt toch te zijn toegestaan door het Sportcentrum. Wij gaan er […]

mee akkoord dat elk team zelf naar een sponsor mag zoeken, onder de voorwaarde dat de reclame op de huidige Heyendaalshirts gedrukt wordt. Is er ook nog geld mee gemoeid, dan kijken we wel wat er dan moet gebeuren (zover komt het hoogstwaarschijnlijk toch niet).”

Iedereen met een condoom op zijn kop

In deze periode werd de vereniging voor de eerste en laatste maal het pad van de ideële sponsoring opgestuurd. Heren 1, de handschoen van het bestuur opnemend, probeerde naar een idee van Walter van Eldijk ideële instellingen te interesseren. Eén voor één haakten die af. Zo zijn bijvoorbeeld een anti-discriminatiebureau (dat toen de actie “Colourful Nijmegen, no races, just people”(1) coördineerde) en het Bureau Alcohol Voorlichtingsplan (“Drank maakt meer kapot dan je lief is”(2)) benaderd, die echter geen interesse toonden.

Enthousiast reageerde de Stichting SOA op het verzoek om sponsoring (wij citeren het bestuur: “Iedereen met een condoom op zijn kop in het veld!”). De Stichting SOA wilde Heyendaal sponsoren voor een bedrag van fl. 3000,- (E 1359,-). Nu moest de NeVoBo nog overstag. Heyendaalpraeses Corné Dingemans schreef de bond voortvarend aan en pleitte vurig voor het toestaan van deze vorm van sponsoring: “Het verbieden van ideële reclame van deze soort (anti-discriminatie, aids-preventie of anti-alcohol) door de NeVoBo zou een betreurenswaardige actie zijn. Het zou de NeVoBo juist sieren dergelijke initiatieven te stimuleren en/of te belonen.” Op deze mooie brief antwoordde de bond korzelig: “In uw brief geeft u al aan dat de Nederlandse Volleybal Bond sponsoring van leuzen [Nou ja zeg! Sic]

of ideële reclame niet kan goedkeuren. Echter, in uw brief doet u een dringend beroep op ons, ons besluit te herzien en toch toestemming te geven voor uw sponsoring. Uw brief zal worden behandeld op de hoofdbestuursvergadering […]

.” Corné filosofeert in het Heyendaal Bulletin nog wat door, en vermoedt dat de bond zich graag verre houdt van niet-commerciële sponsoring om to voorkomen dat ze als een scherprechter moet oordelen over de inhoud ervan. Waarom mag “Colourful Nijmegen” wel en “Eigen volk eerst”(3) niet? In zijn eerste verslag van de poging ideële sponsoring van de grond te krijgen, eindigt Corné met de hoop dat de NeVoBo de “spreekwoordelijke uitzondering op de regel” zal maken.

De reactie van de bond liet, en dit verbaast ons natuurlijk allerminst, lang op zich wachten. Na enkele maanden kwam de bond met de mededeling dat de “statuten en reglementen”(4) van de NeVoBo ook voor Heyendaal opgeld deden. De conclusie was dat het voeren van ideële reclame niet toegestaan was. Het toenmalige bestuur, luchtkastelen bouwend als immer, nam op hoge poten contact op met een hoofdbestuurslid. Deze gaf hen een andere lezing dan de brief. Corné: “Indien onze vereniging een leus in de trant van “Stop racisme” of “Ik vrij veilig, of ik vrij niet” op de borst zou zetten, dan zou dit ingaan tegen de regels van de NeVoBo. Echter, indien wij een sponsorcontract afsluiten met een anti-discriminatiebureau of met de Stichting SOA met daarin opgenomen dat wij als tegenprestatie voor de geleverde shirtjes deze zullen dragen tijdens officiële wedstrijden en dezelfde leuzen staan op deze shirts, dan is dit WEL toegestaan. Op dat moment is de leus die op de borst staat niet meer een “ideële leus”, maar een “sponsor-leus” zoals de plaatselijke slager die ook heeft: “Slager Pietje Janssen is de beste van de buurt”.”(5)

Het komt er dus op neer dat “Eigen volk eerst” best op het shirt mag, als Janmaat maar betaalt! Vreemd.

Om onbekende redenen droop de Stichting SOA af, en vluchtte Heyendaal het café in.

Volleyballen als een Tempelier

Wij tekenden op uit de Heybul: “De vroegere stamkroeg van A.F.Th. van der Heijden. Onbegrijpelijk. Dat een toch zo hoog aangeslagen schrijver uitgerekend De Tempelier veelvuldig bezocht! Met stomheid geslagen, dat waren we. Vooral Tonny, die een groot liefhebber van zijn werk is, was zwaar gedesillusioneerd. Alsof het allemaal nog niet erg genoeg was, viel een opdringerige barman ons almaar lastig. Of we geen interesse hadden door zijn café gesponsord te worden? Daar moesten we in eerste instantie toch wel hartelijk om lachen, maar toen bleek dat hij het serieus meende, verging ons het lachen snel. Sterker nog: Tonny werd op een gegeven moment vreselijk agressief en als Tonny hem niet had tegengehouden waren er nog ongelukken gebeurd. Stel je eens voor: ‘De Tempelier’ prijkend op onze shirts. Je moet er toch niet aan denken.”

De eerste officiële sponsor van de NSVV Heyendaal werd Café de Tempelier.

Alles op de Fiets

Na drie jaar sponsoring door De Tempelier was het feest voorbij en deed cafébaas èn neerlandicus Frans van de Fiets (6) zijn intrede. Daarvoor heeft echter heel wat water door de Waal moeten stromen. Er waren contacten met de Rabobank, café ‘t Haantje en de URD, die echter op niets uitliepen. PrintOut was het eerste bedrijf waarmee de sponsorcommissie concreet praatte. PrintOut wilde alleen in natura sponsoren, terwijl Heyendaal shirts èn geld wilde. De deal ketste hierop af. Frans van de Fiets kon deze wens wel inwilligen. Een nieuwe sponsor was gevonden.

Net als bij De Tempelier was een van de onderdelen van de overeenkomst de aanwezigheid van Heyendaal in het café. Eén van de redenen voor het verbreken van de overeenkomst met De Tempelier was de gebrekkige aanwezigheid aldaar. Toen deze situatie ook na een klemmende oproep niet veranderde werd de sponsoring niet voortgezet. In het contract met De Fiets verplichtte Heyendaal zich, naast cafébezoek, tot het organiseren van minimaal vijf feesten in De Fiets. Een wurgcontract, naar later bleek. Op de oproep van voorzitter Hein Fennema om toch vooral naar De Fiets te komen, antwoordde toenmalig enfant terrible Marco van Haaren met een verontwaardigd: “Dat is onzin. Ik bepaal zelf waar ik heen ga.” Waarop Hein reageerde met een coulant: “We dwingen ook niemand.” De Doc bleef altijd de rust zelve…

Deze discussie is in de ogen van de auteurs illustratief voor de wijze waarop Heyendaal met sponsoring omgaat. Waarom kijkt men toch altijd naar wat Heyendaal een sponsor te bieden heeft, behalve vergroting van de naamsbekendheid van de sponsor via shirtsponsoring? Het lijkt dat met de gang van zaken rond De Tempelier en zeker De Fiets een precedent geschapen is. Op de een of andere manier heeft dit geresulteerd in een benadering van sponsoring waarbij het sponsorgeld blijkbaar middels birella’s en taki-taki’s terug dient te vloeien in de sponsorkassa. Zware drinkers binnen Heyendaal leveren derhalve een disproportioneel grote bijdrage aan de sponsoring.

In de Fuik?

Na drie fietsende jaren werd het tijd een en ander te herzien. Wilde Heyendaal door, wilde Frans wel door? Een queeste naar mogelijke nieuwe sponsoren liep weer eens op niets uit, en Frans van de Fiets leek de enige gegadigde. Het zittende bestuur-Thijssen besloot te mikken op een structurele verbetering. Vanwege de geslaagde pogingen om De Fiets op competitiedagen vol te laten lopen met Heyendalers, meende Heyendaal een gunstige onderhandelingspositie te hebben verworven. Daar kwamen de gestegen kosten voor de aanschaf van verenigingsshirts bij. Het werd duidelijk dat De Fiets met een hoger bedrag dan de jaarlijkse fl. 1000,- (E 454,-) over de brug moest komen. Frans bleek daar niet aan te willen voldoen, waardoor De Fiets afviel als sponsor. Out of the blue kwam De Fuik om de hoek zetten.(7)

Toch al de populairste kroeg binnen het Heyendaalse, leek De Fuik de gedroomde kandidaat. En zo geschiedde. De Fuik sponsort de vereniging tot op dit moment,(8) en bood tevens de mogelijkheid het grijze tenue te verruilen voor het traditionelere groen-zwart.

Noviteit was de introductie van de broeksponsoring van de mannelijke en vrouwelijke slaggenschepen door café De Opera, waarmee Heyendaal voor het eerst in haar roemruchte geschiedenis twee sponsoren had. Hoezo moet Heyendaal iets extra’s bieden…?

Finis

De sponsoring door De Fuik en De Opera kende echter een wat onplezierig einde. Faillissementen van beide etablissementen leidde tot onzekerheid over het nakomen van het sponsorcontract bij De Fuik en tot opzegging van de overeenkomst door De Opera. Heyendaal is daardoor in zwaarder financieel weer gekomen, al lijkt de boel voor de komende seizoenen alweer aardig op de rails te staan, als gevolg van de nieuw gevonden sponsor en de creatieve inspanningen van penningmeester Remco Oostdijk.

Hoewel sponsoring binnen Heyendaal een relatief nieuw verschijnsel is, blijkt dat ieder bestuur het wiel opnieuw moet uitvinden. Uitpluizen van de bestuursnotulen leerde ons dat het ene bestuur zelden op de hoogte is van de acties en de strategieën van zijn voorgangers. Dit is waarschijnlijk inherent aan het karakter van de vereniging, waarin bestuursleden doorgaans korte ambstermijnen kennen. Het studentenleven van de jaren negentig beidt ook nauwelijks nog plaats voor ‘dinosauriërs’ als Pieter-Paul Schellekens (twintig jaar lid, jawel). Men kan gerust stellen dat kennis snel verloren gaat.

Drs. Drs. M.B. Goudbeek

Drs. J.A. Vrieler

(1) Bijbehorend T-shirt is elke donderdagavond te bewonderen bij de zaalvoetballers die de Meijhorst vanaf 21:30 bespelen.
(2) Dienen reclamemakers dan niet geloofwaardig te zijn?
(3) VoCASA.
(4) Geesink 2002: p. 6.
(5) De auteurs zijn niet verantwoordelijke voor de syntactische ontsporing van voorgaande zinnen, dit is geheel en al te wijten aan de woorden zoals deze door voorzitter Dingemans voor het nageslacht zijn vastgelegd.
(6) Eigenlijke naam: Frans van Pinxteren.
(7) Mede als gevolg van de inspanningen aldaar van bestuursleden Suzanne Jans en Martine van Veen.
(8) We schrijven het seizoen 2002/2003.

ALV? Of de weg naar volwassenheid van een studentenvolleybalvereniging
“…and in the middle of negotiations, you break down”

Lennon/McCartney (1969)

De Algemene Ledenvergadering in vogelvlucht

Het is twee keer per jaar (en ook niet meer dan twee keer perjaar) de bedoeling dat alle leden van onze bloeiende NSVV zich tegelijkertijd in één ruimte bevinden om te vergaderen over haar verleden, heden (“de puinhopen”) en toekomst. Dit gebeurt tijden de Algemene Ledenvergadering. Aan begin en het eind van het seizoen, in oktober en mei, vinden deze bijeenkomsten plaats.

In het verleden moest een gedeelte van de maandagavondtrainigen wijken voor deze serieuze aangelegenheid. Voordeel van deze aanpak was een naar huidige maatstaven giganteske opkomst zoals het volgende staatje laat zien:

Jaar Opkomst Locatie
1987-1 35 USC
1987-2 45 USC
1988-1 35 USC
1989-1 17 USC
1990-2 47 USC
1991-1 48 USC
1991-2 50 USC
1992-1 56 Tio Pepe
1992-2 41 USC
1993-1 45 USC
1994-1 40 USC
1994-2 43 USC
1995-1[1] 32 USC
1997-2 42 De Fiets
1997-2 27 De Fiets
2001-1 22 De Fiets
Nevenstaande tabel doet ons het volgende concluderen. Het moet enorm zweten zijn geweest in dat kleine stinkende vergaderzaaltje van het Sportcentrum (men groeide toendertijd al uit zijn jasje) als er om en nabij de 45 mensen in zaten. Stel je voor, het angstzweet van het bestuur vermengd met de verhitte gemoederen van het Heyendaalvolk (let them eat cake). De opkomst doet ons democratische hart echter wel sneller kloppen, wat niet gezegd kan worden van de ontwikkeling van de laatste jaren. Zodra de vergaderingen in Vivaldi’s (vanaf circa 1995) en De Fiets werden gehouden, neemt de opkomst af. Ook bij Heyendaal is het afschudden van ideologische veren blijkbaar bon ton (wij citeren demissionair premier Wim Kok). Zorg, veiligheid en onderwijs zijn steeds meer ondergeschoven kindjes aan het worden.

Engagement bij de vereniging brokkelt tot onze spijt steeds meer af. Zonder tergu te willen naar de jaren vijfitg, zouden wij toch eenieder willen aansporen zijn of haar stem te laten horen op de komende Ledenvergaderingen.

Een bijzondere ALV op een bijzondere plaats

Een van de eerste momenten waarop het bestuur probeerde de vergadering op te leuken betrof een ingelaste ALV in de uitbaterij “Tio Pepe” in de Bloemerstraat naast de Plak op 26 maart 1992 (In Tio Pepe kan de liefhebber van blues elke zondagavond zijn hart ophalen tijdens de daar gehouden jamsessies). Het eten van gezonde hollandsche kost (boerenkool met worst) ging de vergadering voor en een swingende afterparty werd als slot georganiseerd door het dynamische en inmiddels onafscheidelijke en vruchtbare duo Rick Brouwer en Annemarie Arends. Zij ontvingen van het bestuur eind 1991 de opdracht tot het organiseren van dit arrangement.

De aanleiding tot deze bijzondere convocatie ligt enkele maanden eerder. Moeilijk te achterhalen perikelen rondom dames 2 en dames 3 aan het einde van het seizoen 90/91 creëerden de behoefte aan een duidelijk omschreven TC-taak en regels rondom het zogenaamde terugzetbeleid. Bestuursleden Gerard Robben en Vincent Claessen werden belast met het schrijven van een voorstel. Zij kwamen met een voorstel dat de volgende vier punten besloeg.

  1. De TC bestaat uit de voorzitter van het bestuur en alle trainers en coaches van de verenging
  2. De TC is verantwoordelijk voor de samenstelling van de teams en de trainers (toegegeven, een vrij obligaat punt)
  3. De jaarlijkse enquête wordt geïntroduceerd en de regels omtrent het plaatsen van spelers in teams (met name binnen de vereniging, maar ook met betrekking tot mensen die van buiten komen). De achterliggend egedachte was dat een speler niet tergu gezet mag worden enkel en alleen ten gunste van een in een lager team spelende “veelbelovende” speler of ten gunste van een nieuw geworven “veelbelovende” speler(2)
  4. Het bestuur heeft de eindverantwoordelijkheid over de teamindelingen.

De vergadering in Tio Pepe is niet alleen hierom een cruciale, ook de zogenaamde 5+ regeling wordt hier geboren. Hiervoor verwijzen wij naar toekomstige publicatie van uw favoriete historici, want, Goethe heeft het al gezegd, in die Beschränkung zeigt sich die Meister.

Kleine casuïstiek van de vergadering in Tio Pepe

Dramatis Personae

Jeanette de Ruyter – voorzitter NSVV Heyendaal

Arnold Weber – bestuurslid NSVV Heyendaal

Nicole Cornelissen – secretaris NSVV Heyendaal

Robert Decates – bestuurslid NSVV Heyendaal

Lilian Veldhuis – penningmeester NSVV Heyendaal

Marjan Bakker – bestuurslid NSVV Heyendaal

Vincent Claessen – minister van staat NSVV Heyendaal – bedenker van het TC Masterplan

Gerard Robben – minister van staat NSVV Heyendaal – bedenker van het TC Masterplan

Leden, koor & rei – o.m. Jacqueline Berns, Kirsten Commijs, Corné Dingemanse, Walter van Eldijk, Ferry Jansen, Jeroen Kroeze, Bart Peters, Esther Pouls, Eef van Rooij, Koen Schermer, Eliane Siegers, Petra Simons, Joke de Wit

Jeannette opent de vergadering (en de wereld zou nooit meer hetzelfde zijn). Vincent en Gerard lichtten het voorstel toe, waarna de discussie losbarst. En wie in de afgelopen jaren een ALV van Heyendaal heeft bezocht, zal herkennen dat het in het oneindige doorvoeren van een discussie van alle tijden is…(3)

Jeanette: Ik open deze vergadering!

Vincent: Deze richtlijnen die we hebben opgesteld zijn bedoeld als richtlijnen voor de TC zelf en ook voor de leden van Heyendaal. We gaan het voorstel per punt behandelen en toelichten. Bij punt 1: de TC kan naast trainers ook uit coaches bestaan. In ieder geval behoort het bestuur ervoor te zorgen dat ieder team tenminste één vertegenwoordiger heeft. Een adviserende taak is weggelegd voor mensen die de teams niet goed kennen.

Ferry: Wie bedoel je daarmee?

Vincent: Vorig jaar had dames 4 de beschikking over een eigen coach; deze zou in de TC enkel over dat team kunnen oordelen, en over de rest van de vereniging een adviserende en informerende inbreng hebben.

Joke: Hoe gaat het als het over je eigen team gaat, moet je dan toch meestemmen?

Vincent: Het is een uitzondering waar je niet omheen kunt. Je moet ervan uitgaan dat de spelers in kwestie zo neutraal mogelijk zijn. De trainer van het desbetreffende team zou in dit geval de hoofdstem moeten krijgen.

Walter: Kan de TC-voorzitter niet de totale teamvertegenwoordiging onder zijn hoede krijgen? De teamvertegenwoordiger heb ik dit jaar nauwelijks gezien, qua communicatie en contact. (4)

Vincent: Misschien heb je gelijk, maar zie je de taken wel goed? Je zou de taak van de TC-voorzitter wel uit kunnen breiden met de taak van centraal contactpunt voor en begeleiding van technische problemen binnen de vereniging.

Arnold: Is deze taak niet te groot voor één persoon?

Eef: Dat moet kunnen.

Bart: Het kan niet.

Esther: Het moet kunnen.

Gerard: Het moet in ieder geval wel zo goed mogelijk worden nagestreefd.

Robert: Dan moet ‘voorzitter’ in het voorstel vervangen worden door ‘bestuurslid technische zaken’.

Vincent: Mee eens.

Jeanette: Laten we stemmen! Ik zie dat iedereen vóór dit punt is, dus dit is bij deze aangenomen!

Vincent: Dan punt 2. De TC probeert het oog gericht te houden op de toekomst, zodat er niet allemaal potentieel weggaande leden in één team zitten. Zo mogelijk wordt er gekeken naar de trainersbezetting, zodat de TC meedenkt met het bestuur om voor elk team een trainer te zoeken.(5)

Jeanette: Laten we stemmen! Ik zie dat iedereen vóór dit punt is, dus dit is bij deze aangenomen!

Gerard: Met betrekking tot punt 3 het volgende: op de eerste bijeenkomst van de TC inventariseren we wat zeker is omtrent eventueel vetrek of niet.

Ferry (heeft het voorstel duidelijk niet gelezen): Je zegt dat mensen het ‘zeker’ weten. Hoe weet de TC dat?

Gerard (gepikeerd): Je bent wat snel. Eén alinea verder staat namelijk hoe we dat te weten komen, namelijk de eerste bijeenkomst door het te vragen aan de trainers, en de tweede door een schriftelijke enquête onder alle leden. Voor de eerste bijeenkomst wordt er aan de trainers gevraagd om te informeren bij de spelers wie er zeker weggaat en wie zeker blijft. Dit is om te zien welke plaatsen bijvoorbaat al vrij zijn voor volgend seizoen. Is er iemand met voldoende kwaliteiten, dan kan deze vrije plaats opgevuld worden. Zijn er meerdere kandidaten voor deze plaats, dan kan er een selectie plaatsvinden door de kandidaten mee te laten trainen. Dit meetrainen gebeurt dan vóór de echte indeling half juni.

Esther: In de praktijk gebeurt dit niet vaak!

Gerard: Nee, toch is een dergelijke regel soms nodig.

Walter: Kan de enquête niet eerder worden uitgedeeld?

Gerard: Nee, dan weten nog minder leden wat ze volgend jaar van plan zijn, qua Heyendaal.

Kirsten (de knuppel in het hoenderhok gooiende): Wat als iemand aangeeft hoger te willen spelen?

Gerard: De open plaatsen worden eerst opgevuld en dan wordt er gekeken of er verder nog wensen zijn van de leden waar de TC een oplossing voor kan vinden, praktisch en technisch gezien.

Eliane (iemand die graag elke bijzonderheid wil verkennen): Stel: er is iemand van buiten de vereniging èn iemand van heren 2 voor één plaats in heren 1. Wat gebeurt er dan?

Vincent: Als de twee kandidaten hetzelfde niveau hebben heeft de persoon uit heren 2 de voorkeur. Is de persoon van buiten de vereniging beter, dan heeft hij de voorkeur. Het is aan de TC dit te beoordelen.

Eliane (met een kronkel (6)): Zo kunnen er in juni al teams bezet zijn, zodat er in september geen plaats meer is?

Vincent: Ja, dat is nu eenmaal het probleem van een studentenvereniging.

Gerard (hoopvol): Er zijn geen vragen meer over de tweede alinea van punt 3?

Bart: Heren 1 speelt 1/5; wordt er dan toch uitgegaan van 3 spelverdelers?

Gerard: Nee, er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen te bedenken. Dit is slechts als uitgangspunt voor ons opgesteld.

Petra: Moeten het er altijd negen zijn?

Gerard (vermoeid): Ja.

Eliane: Heeft het team dat één klasse lager speelt, en waarin een teruggezet iemand komt spelen, daar zelf ook nog iets over te zeggen?

Gerard: In beginsel niet.

Joke: Wat als een team vol zit?(7)

Gerard: Dan is er gewoon geen plaats meer.

Ferry: Een teruggezet iemand zou een hoog niveau kunnen hebben ten opzichte van dat team waarin hij komt te spelen. Wat dan?

Vincent: Je zou de regel kunnen wijzigen in ‘maximaal één klasse lager’. Het is de taak van de TC om te bekijken hoe reëel het is iemand twee klassen lager in te delen, met het oog op een eventueel vertrek.

Esther & Ferry (in koor blijkbaar): Kunnen we dan het voorstel niet wijzigen in ‘de TC mag besluiten deze speler te plaatsen in een team dat het meeste zijn niveau benaderd’?

Jeanette: Laten we stemmen! Ik zie dat iedereen vóór dit punt is, dus dit is bij deze aangenomen!

Corné (onvermoeibaar): Kan iemand worden teruggezet door een stage, waardoor hij enige maanden afwezig is?

Gerard: Nee. De TC moet hier wel rekening mee houden bij het indelen van de teams en kan eventueel een tiende persoon bij zo’n team indelen.

Nicole: Pieter Smits, de nieuwe trainer, heeft een brief meegegeven met een paar punten, waaronder de vraag of het de bedoeling is dat Heyendaal prestatiegericht, recreatief of met een combinatie van beide (bijvoorbeeld heren 1 en dames 1 wel, en de andere teams minder of niet prestatief) gaat spelen?

Ferry (bewaakt de procedure): Dat gaat ineens om de doelstelling van Heyendaal!

Gerard: En loopt vooruit op straks, bijvoorbeeld als er iemand uit een lager team beter is dan iemand uit het eerste team, dan kan er iemand teruggeplaatst worden. Maar dat staat een paar alinea’s verder in dit voorstel.

Bart: Maar wat is het verschil tussen ‘één persoon terugplaatsen’ en ‘één persoon terugplaatsen omdat één positie zwak is’?

Gerard (duister): Het kan zijn dat iemand individueel niet goed genoeg is, of dat de individuele kwaliteiten er wel zijn, maar dat hij de positie binnen dat team qua niveau niet aankan, zodat er binnen die positie geschoven zal moeten worden.

Marjan: Kun je die zin over die zwakke positie dan niet weglaten?

Vincent, Gerard & Ferry (in koor): Nee, want dit is een uitzondering op de algemene regel, die je moet vermelden, aangezien verderop staat dat een speler niet teruggezet mag worden enkel en alleen ten gunste van een meer belovende speler. Dus je moet de ‘zwakke positie’ in de regel toch handhaven.

Joke (mopperend): Ik vind het omslachtig geformuleerd.

Gerard (sussend): We hebben geprobeerd de mogelijkheden tot verschuiven groter te maken, zonder dat er zomaar geschoven mag worden.

Ferry (wil er nog wel een voorbeeldje inketsen): Wat als er drie spelverdelers in een team zijn, en er moet eigenlijk een spelverdeler in komen die teruggezet is?

Gerard: Dat is praktisch gewoon niet mogelijk dan.

Eef: Stel: dames 3 heeft een goede middenaanvalster. In dames 1 zit een midden met hetzelfde niveau als dames 1, maar slechter dan die persoon uit het derde. Volgens dit voorstel van de TC kan er dan geen verschuiving plaatsvinden, maar als dames 1 prestatiegericht wil spelen vind ik dat dit wel moet kunnen!

Gerard: Nu gaat het dus puur om de doelstelling van de vereniging en niet meer om dit voorstel.

Joke: Ja, dat klopt. Maar ik ben het wel eens met Eef, en ik denk dat dat zou betekenen dat de vereniging meer een combinatie van prestatief en recreatief moet nastreven.

Ferry: Dan zou je de kern van het voorstel moeten veranderen en deze meer prestatiegericht laten zijn.

Jacqueline (zeurderig): Is de TC nu voor alle teams of alleen maar voor de hogere teams?

Joke: Deze gedachte kun je ondervangen door het bestuurslid technische zaken alles te laten weten wat technische zaken aangaat binnen de gehele vereniging.

Walter (vult zijn eega aan): Daar zijn ook selectietrainingen voor.

Vincent: In het verleden hadden we het probleem dat de teams muurvast zaten. Vorig jaar hebben we voor het eerst de boel flink omgegooid. Dat heeft tot problemen geleid waartegen we ons nu willen beschermen door dit voorstel. Om nu in één keer om te schakelen naar een puur prestatieve vereniging, dat lijkt me niks.

Ferry (zuchtend): Dat betekent concreet dat we volgend jaar een soortgelijke discussie krijgen…

Koen: Mensen, het is voor mij zeker dat negentig procent van de aanwezigen geen aandacht meer heeft. Laten we dit voorstel aannemen!

De helft: Ja!

De helft: Nee!

Jeroen: Laten we de regeling voor één jaar aannemen, en dan volgend jaar verder kijken.

Jeanette: Laten we stemmen! Ik zie dat 29 mensen vóór zijn, 14 tegen en 3 neutraal! Punt 3 van de TC is voor één jaar aangenomen!

Vincent: Dan nu punt 4…

Allen: Daar hebben we toch net over gestemd?

Jeannette: Laten we ste-…

Lilian: Dan is dat ook aangenomen!

Epiloog

Met dit staaltje bestuurlijke arrogantie werd het onderdeel TC afgesloten, en vervolgde de vergadering met een lange discussie over de 5+-regeling. Gek genoeg is er in de loop der tijd weinig inhoudelijke discussie gevoerd over de lijnen die uitgezet zijn in deze vergadering. Men mopperde vooral op de lang uitgesponnen discussie, en vooral op de locatie. Zo was de bar gedurende de hele vergadering geopend, wat voor een hoop overlast had gezorgd.

Het is een feit dat het beleid van de TC tot op de dag van vandaag grotendeels via de principes loopt zoals ze in Tio Pepe besproken zijn. Aan de andere kant: hoe vaak komt het nu daadwerkelijk voor dat er een speler teruggezet wordt? Men deinst er eerder voor terug,met een beroep op de cultuur binnen Heyendaal die het terugzetten eigenlijk niet accepteert. En misschien ook wel omdat een TC-lid, binnen de afgeslankte vorm die de TC tegenwoordige heeft, nu eenmaal niet precies weet hoe hij of zij moet oordelen over de kwaliteiten van een bepaalde speler. Hoe het ook zij, de TC is door de jaren heen altijd hoog op de agenda van de diverse besturen blijven staan. En dit is ook terecht. Misschien is de TC wel de belangrijkste commissie binnen Heyendaal, aangezien zij gaat over wat je wel de core business van de vereniging kunt noemen.

De reden van de uitgebreide weergave van de discussie in Tio Pepe is dat het volgens ons een hoop duidelijk maakt over hoe beleid binnen een vereniging to stand komt. Het is altijd weer een resultaat van inspanningen van bestuur en een klein aantal betrokken leden. De vergadering in Tio Pepe was een van de eerste pogingen om belangrijke kwesties als het TC-beleid en de 5+-regeling bij zoveel mogelijk leden onder de aandacht te brengen. De opmerking van Koen Schermer toont aan hoever betrokkenheid doorgaans reikt, daar kan ook een modern digitaal discussiebord niets aan veranderen. Het is iets waar je vrede mee moet hebben.

Drs. Drs. M.B. Goudbeek

Drs. J.A. Vrieler

(1) Ingelast in januari in verband met nijpende begrotingsproblematiek
(2) Bijlage ALV 26-03-1992
(3) Reconstructie op basis van 26-03-1992.
(4) In deze periode had ieder bestuurslid een aantal teams onder zijn hoede, waarbij het dan met name ging om algemene zaken en minder om de technische kant van het volleybal.
(5) Uit de bestuursnotulen blijkt dan ook dat het bestuur zich intensief bezighield met technische zaken, variërend van trainersbezetting tot teamindeling en zelfs trainingsroosters. Dit is tegenwoordig niet of nauwelijks het geval.
(6) Niet van Carmiggelt, voor de duidelijkheid. Als men tegenwoordig nog weet wie Carmiggelt was…
(7) De auteurs hadden liever gezien dat Joke hier de zin “Wat als een team druk is” had gebezigd, maar wij blijven trouw aan een juiste weergave van de feiten.

De derde helft

“Having been some days in preparation, a splendid time is guaranteed for all”

Lennon/McCartney (1967)

Proloog

“Bij Heyendaal zijn zaken naast het volleybal (ook wel de derde helft genoemd) net zo belangrijk als het sporten zelf. Hieronder volgt een opsomming van alle activiteiten.” Aldus sprak toenmalig praeses Blüm (1) het aankomend Heyendaalvolk toe. Bij deze een greep uit huidige en vroegere nevenactiviteiten die voor en door het dorstig Heyendaalpubliek georganiseerd zijn.

Diner Rouler: “vier gulden per persoon per deelmaaltijd….”(2)

Haar levensloop begonnen onder de mooie spellingswijze “Dinééé Rouleééé” Heyendaal kende ook toen blijkbaar een behoorlijke Oost-Nederlandse colonne. Het Diner Rouler (want zo is de moderne spelling) zag het licht op 24 januari 1989. Initiatoren waren Nico van Yperen en Joost van Rooij. Wij danken hen voor hun vooruitziende blik omdat zij hiermee een evenement opstartten “waar nog jaren over zou worden nagepraat”(3).

Voor degene die onverhoopt nog niet tot de ingewijden behoort, het Diner Rouler bestaat uit een voor-, hoofd- en nagerecht. De idee(4) van het Diner Rouler is dat je met een partner een van voornoemde drie gerechten bereidt en voor de andere naar twee adressen van mede-Heyendalers fietst. Fietsen is in dezen geen zwaktebod bij gebrek aan auto, maar een noodzakelijk gegeven in verband met het allerbelangrijkste ingrediënt in alle drie maaltijden: alcohol. Overigens op de voet gevolgd door knoflook(5), “dit omdat het zo lekker is, maar tevens om te voorkomen dat slechts een aantal leden bij het afsluitend feestje uit hun straat stinkt”(6). Voor een eerlijk verloop van de gang van zaken bedachten Van Yperen & Van Rooij de volgende procedure: “De drie deelmaaltijden zijn GELIJKWAARDIG, m.a.w. het voor- en nagerecht zijn iets uitgebreider dan “normaal” en het middengerecht (=géén hoofdgerecht!) iets minder uitgebreid. Als richtlijn hebben we vastgesteld vier gulden per persoon per deelmaaltijd (circa Euro 1,81), m.a.w. je bereidt een deelmaaltijd voor die maximaal 6 (personen) keer vier (gulden) is 24 gulden (per koppel) kost. Per persoon betaal je slechts 12 GULDEN voor een zéér uitgebreide 3-gangenmaaltijd!”(7)

Niemand kon vermoeden welke ongekende proporties dit vreetfestijn zou gaan aannemen. Inmiddels is het Diner Rouler uitgegroeid tot een instituut binnen het Heyendaalse. Binnenkort (we schrijven 15 november 2002) kan dankzij Renske en Leonie weer volop genoten worden van de culinaire creaties van jullie clubgenoten. Of er wederom sprake zal zijn van een alternatief Diner Rouler is de vraag. Wij tekenden op uit de Heybul van oktober 1998 het volgende “wist u datje” op: “de ‘oude lullen’ van Heyendaal (ex-Heyendalers dus) houden op vrijdag 13 november hun eigen Diner Roulé (waarbij niet zoals het hoort gerouleerd wordt en menen ook dat zij recht hebben om op het feest te komen. We zullen ze wel zien, die lullen!” schreef de toenmalige Heybulredactie.(8)

Culturele avond

De feitelijke reden van het schrijven van dit stukje ligt in bovenstaande. Stellers dezes zijn gedurende hun onderzoek in de annalen van uw NSVV al enkele malen op dit fenomeen gestuit en wilden nu toch eindelijk eens dieper in de materie duiken. De culturele avond fascineert ons bovenmatig, dat zal niet verassen.

De eerste culturele avond werd geïntroduceerd in 1991 onder het kopje “Cultuur en andere onzin”. Initiatiefnemers hiervan waren Joke de Wit (de latere mevrouw van Eldijk en inmiddels de trotse moeder van drie kinderen), Jeanet de Ruiter, Bert van Schelven, Tinco Lyclama à Nijeholt en Sonja van Ginneken. Dit vijfspan preludeerde op de woorden van voormalig praeses Blüm met hun wervende tekst voor deze activiteit in de Shuffle aan de Berg en Dalseweg: “Kunnen we alleen maar volleyballen bij Heyendaal of zitten er misschien nog andere, onvermoede, talenten verborgen achter onze dynamische leden?”(9)

Deze onvermoede talenten dienden (het liefst naakt) hun volledig tot bloei gekomen kunsten te etaleren in de vorm van cabaret, muziek, zang, acrobatiek of “gewone onzin”. Het was een doorslaand succes, want het is niet bij deze ene keer gebleven (lees: onopgemerkt gebleven(10)). De culturele avond heeft nog menig hoogstandje mogen beleven. Uiteindelijk is nog één keer het onderste uit de kan geperst (waarbij functioneel bloot niet werd geschuwd al we het verslag mogen geloven(11)) tijdens de culturele avond van 1994. Dames 3 “deed kond van haar exhibitionistische neigingen en ging ten overstaan van een dertigkoppentellend publiek met de billen bloot”(12). Jeroen Kroeze en Rick Brouwer (“Coach Brouwer”) belegden een huisvergadering, Dames 1 imiteerde prominente Heyendalers tijdens “achterklap in de kast” en “als afsluiter ging Tinco met een hoog (Haags) Van Kooten en De Bie-gehalte naar kapper Pascal (“Wilt u een schèiding?”, “Ik ben niet eens getròud”(13)).” Mooie tijden.

Weekend

Ter gelegenheid van het 5e lustrum organiseert een select gezelschap het eerste Heyendaalweekend. De bestemming is Texel. Gestart als een eenmalig weekendje weg voor Heyendalers, is ook deze activiteit uitgegroeid tot een jaarlijks terugkerend fenomeen, om niet te zeggen ritueel. Het doet uw favoriete historici pijn aan de ziel te moeten melden dat er welhaast nietsis terug te vinden van deze episode uit de heyendaalgeschiedenis in de archieven. Twee jaar later werd, onder leiding van het substantiële contingent Friezen dat de vereniging toentertijd bevolkte en onder leiding van “us pake” doc Fennema, een begin gemaakt met wat inmiddels een traditie is gebleken binnen de Heyendaalse gelederen. Heyendaal reisde voor dit tweede weekend af naar diep donker Friesland om daar op een niet nader bekende plaats zich over te geven aan allerlei oud-Hollandse spelen en de onvermijdelijke bonte avond. Sedertdien is men nog “op weekend” geweest naar Silvolde, Giethoorn, Hulshorst, Boxtel, Tholen, Delft en de 6e lustrumeditie toog naar Xanten, naar die Heimat onder leiding van het inmiddels aanzienlijke contingent Oosterburen, die de positie van de Friezen als grootste etnische groep binnen Heyendaal ergens midden jaren negentig geruisloos overnamen.

Borrels

Een van de meest recente tradities binnen het Heyendaalse zijn de maandelijkse borrels. Begonnen als een tegenprestatie voor de sponsor,(14)

zijn de borrels inmiddels uitgegroeid tot een van de populairste buitenvolleybalse activiteiten die Heyendaal rijk is. Naast de reguliere borrels op elke derde dinsdag van de maand, is er in het verleden ook een aantal bijzonder borrels geweest en uw scribenten zouden uw scribenten niet zijn als zij het verleden niet kostte wat kost nog eens op zouden rakelen. Graag vestigen wij de aandacht op de kaartavond, de triviantborrel en de puzzeltocht.

De kaartavond vond plaats op 4 november 1993 in wederom café de Shuffle. Men speelde “Crazy Whist”. De auteurs houden zich aanbevolen voor eenieder die ons eens kan verlichten aangaande de regels van deze tak van sport. Dat de deelnemers zich hier ook weinig aan gelegen lieten bewijst de volgende scène: “Tinco deed een verwoedde poging de deelnemers nog wat aangaande het spel uit te leggen, maar die waren te gretig om daar al te veel aandacht aan te schenken. Men zou tijdens het spel wel tegen de regels op lopen, zo dacht men.”(15)

Een soort Heren 3 dus. Een en ander ontaardde al vrij snel in de gebruikelijke slemppartij, want de derde helft draait bij Heyendaal tenslotte maar om één ding.

In 1988 (2-1 tegen Duitsland!) organiseerde de toen nog operationele activiteitencommissie een puzzeltocht gevolgd door een gezellige feestnacht (q.e.d.): “Wat is nu precies de bedoeling? Nou, we laten je eerst de zolen van je schoenen aflopen, daarna mag je je lam zuipen (q.e.d.). Hierna gaan we met z’n allen, in een zalige staat van bewustzijnsverneveling, slapen in de jachtzaal van het Heumense bos.”(16)

Tenslotte kan uw schrijversduo de meest recente bijzondere borrel niet nalaten te vermelden, al was het maar omdat zij hem georganiseerd hebben, gezamenlijk met het illustere duo Swinkels/Hijl: de triviantborrel. In het bovenzaaltje van De Fiets werd eind 1999 gestreden om de eerste plaats binnen de intelligentsia van Heyendaal. Zeer tot ieders verbazing kwamen Gerrit-Jaap Bousema en Marcel Dekkers (beiden hbo) als slimsten uit de bus. Zo zie je maar weer: Triviant is een geluksspel. Wij spreken de hoop uit dat deze avond binnenkort een vervolg zal vinden, is het niet in de vorm van een Triviant-avond, dan toch als een “Kolonisten van Carcasonne”-avond.

Slot

Afsluitend kunnen we met het Heyendaallied (waarover in een volgende aflevering van uw favoriete Heybulfeuilleton meer) stellen: Kom spelers kom, naar de samenkomst, de samenkomst, daar waar bier ons bindt. Want welke derde helft er nu en in de toekomst ook gespeeld wordt, de pijn der mislukking wordt verzacht door de nodige spiritualia.

drs. drs. M.B. Goudbeek

drs. J.A. Vrieler

(1) Groene Boekje 2 (2001) 1: p 5.
(2) Heyendaal Bulletin 4 (1988) 5: p 3.
(3) Heyendaal Bulletin 4 (1988) 5: p 3.
(4) Plato, Meno p. 6 (400 voor Christus).
(5) Knuijt 1999, p. 6.
(6) Heybul 3 (1995) 1: p. 9.
(7) Heyendaal Bulletin 4 (1988) 5: p 3.
(8) Heybul 6 (1998) 1: p 6.
(9) Heyendaal Bulletin 7 (1991) 1: p. 8.
(10) Reve (1947): p 196.
(11) Heybul 1 (1994) 5/6: pp. 10-11.
(12) Heybul 1 (1994) 5/6: p. 11.
(13) Hi-la-risch.
(14) zie: Heyendaal Anthology – 2 “Money, That’s what I want…” (Heybul 10 (2002) 2: pp. 6-9) .
(15) Heybul 1 (1993) 2: p. 23.
(16) Heyendaal Bulletin 4 (1988) 2: p. 5.

Oud-leden vertellen

“It’s been a long long long time, how could I ever have lost you”

Harrison (1968)

Proloog

De afleveringen van de Heyendaal Anthology die tot dusver verschenen zijn kenden vaak een mooie thematische samenhang. De auteurs waren er in ieder geval zeer over te spreken. De trouwe lezer van deze rubriek zal dit keer genoegen moeten nemen met een enigszins andere opzet. Wij hebben diverse oud-leden benaderd om via de mail hun licht te laten schijnen over hun Heyendaalverleden. Velen hebben hieraan gehoor gegeven. In deze aflevering een hernieuwde kennismaking met de Heyendalers uit de jaren zestig, zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw. Via hun verhalen proberen wij een beeld te schetsen van Heyendaal in die jaren, de leden die er actief waren en hoe het hen vergaan is.

De sixties: The German Connection part I

Hoewel we allemaal weten dat Heyendaal in 1967 is opgericht, hebben de auteurs nog altijd niet weten te achterhalen wanneer precies, en door wie. Bijkomende moeilijkheid is het ontbreken van bronnen in welke zin dan ook. In de archieven van bestuur en Heybul is niets te vinden over deze pioniersjaren. Tot dusver hebben we ook nog maar één lid weten te traceren uit deze periode. In 1968 meldde student Nederlands Paul Wackers zich aan. Hij zou tot 1977 bij Heyendaal blijven spelen, eerst in heren 3, daarna in heren 2. In deze periode heeft Paul één jaar in het bestuur gezeten. “Ik kan me daar verder heel weinig van herinneren.” Iets wat overigens vaker voorkomt bij representanten van deze met drogen doorspekte periode. Helaas. Zijn verhaal over Heyendaal levert toch informatie op: in ieder geval bezat Heyendaal in de beginjaren drie herenteams. Trainer van deze mannen was Wouter Terpstra, die pas in 1990 door Pieter Smits zou worden opgevolgd. Paul: “Wouter Terpstra was een goede trainer, ik heb daar goede herinneringen aan.” Inmiddels is Paul hoogleraar Middelnederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht, en volleybalt hij niet meer. Uit de beginjaren van Heyendaal weet hij nog een mooi verhaal op te lepelen: “Mijn meest intense herinnering stamt uit de vroege jaren zeventig. Heyendaal werd gevraagd een volleybalteam af te vaardigen naar een internationaal studententoernooi in Münster. Het eerste herenteam bleek niet te kunnen, dus werd heren 2 gestuurd, aangevuld met twee mannen uit het derde. Dat jaar speelden wij met heren 2 in de eerste klasse. Tot onze grote verrassing speelden we voor veel publiek, onder meer tegen het team van Münster zelf. Dit bleek dat jaar clubkampioen van Duitsland geworden te zijn! Wanneer wij naar voren kwamen om een prikbal achter het blok op te vangen, dan kregen we de smash op onze kop. Ze sloegen uiteraard finaal door onze blokkades heen. De enige reden waarom het niet binnen vijf minuten was afgelopen, was dat zij niet rekenden op prikballen en juist dat was het enige dat wij klaarspeelden. We hebben dus heel vaak de opslag teruggepakt. We waren na afloop heel trots dat we met 15-1, 15-1 verloren hadden, en niet met twee keer 15-0.” Aldus één van de helden van Münster over de nederlaag enkele jaren voor de moeder aller nederlagen geleden werd.

Paul Wackers

De jaren zeventig: Heyendaal introduceert het Bankrasmodel (en het werkt!)

Voor de geschiedenis van onze NSVV in de jaren zeventig geldt eigenlijk hetzelfde als voor het vorige decennium: we hebben niet veel bronnen om ons op te baseren. De auteurs zijn dan ook heel blij met de reactie van Paul Wackers en ook met die van Peter-Arno Coppen. Toen deze student Nederlands in 1977 lid werd van Heyendaal, kwam hij terecht in het derde herenteam dat in het seizoen 77/78 in de eerste klasse speelde. Net als het tweede en het eerste overigens. Peter-Arno: “In dat seizoen had net een leegloop van spelers plaatsgevonden, waardoor wij met een onervaren, vers team moesten beginnen. Als ik het me goed herinner zijn we toen twee seizoenen achter elkaar gedegradeerd.” Toen Peter-Arno lid werd bestonden er vier herenteams, die allen op de woensdagavond getraind werden door Wouter Terpstra. Peter-Arno herinnert zich de trainingen maar al te goed: “Het moet in september 1979 zijn geweest dat heren 3 er stevig van baalde dat het zo slecht ging. We hebben bij Wouter Terpstra toen een extra training aangevraagd: een conditie- en krachttraining op maandagavond om zes uur. Dat hielp. Hoewel ik een half jaar lang op maandag vanwege spierpijn in mijn buik nauwelijks heb kunnen eten, promoveerden we dat jaar naar de tweede klasse.”

Eens in de zoveel tijd kent Heyendaal een leegloop, zo ook in de vroege jaren tachtig. Peter-Arno werd overgeheveld naar heren 2, en kende in de eerste klasse wisselende successen: “In de laatste jaren hebben we degradatie zelfs weten te voorkomen door onderling weddenschappen af te sluiten, waardoor handhaving ook financieel aantrekkelijker werd. Ik weet niet of dat geholpen heeft, maar we zijn nooit gedegradeerd!” Uit het verhaal van Peter-Arno blijkt dat sommige dingen binnen Heyendaal nooit zullen veranderen. Ook in de jaren zeventig was het lastig om genoeg spelers voor de laagste teams te krijgen, waarbij met name heren 4 het lastig had. En ook toen hadden maar weinig studenten een auto. Groesbeek, Bemmel en Malden worden al geruime tijd op de fiets door Heyendalers bereikt. En ja, natuurlijk, de thuishallen… In de jaren zeventig en tachtig kreeg iedere club door de NeVoBo een thuishal aangewezen. Peter-Arno: “Ik herinner me het jaarlijks terugkerende probleem van de thuishal. Omdat op het USC op donderdagavond geen competitievolleybal gespeeld mocht of kon worden, kregen wij een andere zaal toegewezen. We hebben er diverse gehad: de Gofferthal (de huidige Jan Massinkhal), Hengstdal, de Meijhorst. Maar het mooiste vond ik nog dat we een keer sporthal De Veldschuur in Malden toegewezen kregen. Dit zou hemelsbreed de dichtstbijzijnde hal zijn, gemeten vanaf het USC! Het betekende echter wel dat we eens in de twee, drie weken vanuit het centrum naar Malden moesten fietsen.”

Heren 2 omstreeks 1980: Peter-Arno Coppen (lange broek) legt het nog één keer uit.

In 1987 stopt Peter-Arno bij Heyendaal. Hij heeft een vervelende schouderblessure, is al geruime tijd afgestudeerd en vindt het mooi geweest. Inmiddels is hij docent aan de KUN bij Algemene Taalwetenschap. Met een aantal vrienden begon hij in 1989 in Lindenholt te volleyballen bij Varablok, tegenwoordig omgevormd tot een recreantenclub. Inmiddels speelt hij in de bedrijfscompetitie: “Als het goed is word ik met het team van de Gamma voor het tweede jaar op rij kampioen. Ja, de oude botten mogen dan wekelijks protesteren, de geest wil nog wel.”

De jaren tachtig: de Snackfiles – proloog

De auteurs geven toe dat deze aflevering over de geschiedenis van Heyendaal nogal masculien van aard is. Feit is dat de heren van vroeger sneller en uitgebreider reageren dan de vrouwen. Of je krijgt dit: “Geachte heren Vrieler en Goudbeek, hartelijke dank voor de benadering van Agnes Kant inzake Heyendaal Anthology. Helaas heeft zij vanwege haar drukke werkzaamheden geen tijd. Vriendelijke groet, natuurlijk ook namens Agnes.” Aldus Ingrid Gyömörei, fractiemedewerker van de SP in de Tweede Kamer. In het seizoen 87/88, en wellicht in enkele seizoenen eromheen, maakte de SP-parlementariër Agnes Kant deel uit van dames 3. Helaas kan of wil zij haar licht niet laten schijnen over de politieke kleur van Heyendaal, of over andere zaken natuurlijk. Gelukkig hebben we andere bronnen.

Agnes Kant

In 1986 meldt Ferry Jansen zich aan bij Heyendaal, en de student Geschiedenis komt meteen in heren 2: “Een geweldige mengelmoes van getalenteerde spelers die, ondanks hun sterk verschillende persoonlijkheden, een hechte eenheid vormden.” Zoals gezegd, sommige dingen veranderen nooit. Ferry was aanwezig op de reünie in september 2002. “Ik heb niet het idee dat Heyendaal er tegenwoordig zo anders uitziet. Het was destijds tot op zekere hoogte een hechte club. Er was, zoals altijd en overal, een groep mensen die veel ‘deed’ binnen de vereniging, en die door anderen vaak bekeken werd als ‘die kliek’. Veel mensen speelden toen al jaren bij Heyendaal. Dat maakte dat ik veel mensen kende, en het dus altijd en overal goed toeven was.” Lange lidmaatschappen die niet zelden de tien jaar overstegen waren geen uitzondering in die tijd. Ferry: “Destijds speelde de later beroemd geworden ‘ouwe lullenregeling’. Het feit dat mensen die al lang klaar waren met de studie de mogelijkheid hadden om bij een studentenvereniging te volleyballen stuitte veel leden tegen de borst, met name omdat dit de doorstroming van nieuwe, jonge leden natuurlijk niet bevorderde. Het leidde tot de eerder genoemde regeling. Een van de eerste slachtoffers hiervan was Pieter-Paul Schellekens, een roemrucht voorbeeld van een ‘ouwe lul’, die al bijna twintig jaar bij Heyendaal speelde!”

Ferry blijkt een actief lid. Hij organiseerde en nam deel aan activiteiten als het diner rouler, het eerste Heyendaalweekend, het Internationaal toernooi en de Culturele Avond. Ook toen werden binnen- en buitenlandse toernooien in verenigingsverband bezocht. Ferry: “Ik denk bijvoorbeeld aan het internationale toernooi in Gent, waar een fors deel van de vereniging meedeed en sliep in een grote, circusachtige tent. Op het Hajraa-toernooi in Eindhoven slaagden we er nog bijna in een caravan te verkopen van twee meisjes die we daar hadden leren kennen. En de legende verhaalt dat Antoine Janssen, ook heren 2, tijdens een studententoernooi in Groningen verzeild raakte in een vechtpartij om de prijs van een zak patat bij de Febo en daarbij een tand verloor. De waarheid was dat Antoine de dag ervoor op een feest bij een domme actie zijn tand brak.” Tevens bleek er indertijd een heuse Heyendaalband bestaan te hebben: “Een geweldige band, die ook op het Internationaal Toernooi speelde, en het publiek altijd zeer kon bekoren.”

Inmiddels is Ferry beleidsmedewerker op de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Almere. Volleyballen doet hij niet meer, alleen een damesteam in zijn woonplaats Utrecht kan rekenen op zijn coachingsvaardigheden. Met enige weemoed haalt hij herinneringen op: “Herold Meijer, een gemoedelijke jongen uit het oosten, zat tot op zekere hoogte onder de plak bij zijn vriendin Wieneke. Zij was overigens een trouwe supporter van ons, ze kwam regelmatig kijken. Op een donderdag in de Jan Massinkhal zette Herold zijn tas naast de spelersbank en wilde gaan inlopen. Wieneke keek echter in zijn tas, en ontplofte. Ze riep Herold met luide stem ter verantwoording: ‘Herold, heb jij de goeie handdoeken meegenomen? Je weet toch dat je alleen de oude mee mag nemen!’ Herold probeerde, zich ietwat generend voor deze situatie, de zaak te redden door te melden dat die oude op waren, maar het leed was al geschied. Herold heeft nog wekenlang de controles van zijn team moeten tolereren: ‘Herold, heb je die nieuwe sokken/broek/trui/blouse aan???’”

De jaren negentig: verzakelijking?

De bronnen voor de jaren negentig zijn gelukkig wat talrijker. Maar zoals dat gaat: hoe dichterbij in tijd, hoe minder er uitgelegd hoeft te worden. Heyendaal groeide langzaam wat groter. Saskia Reiffers was één van de speelsters die in 1995 een nieuw team begonnen: dames 5. Saskia studeerde Bedrijfsgerichte Informatica, en is inmiddels werkzaam bij Achmea. Pegasus maakt tegenwoordig gebruik van haar diensten. In de tweede klasse wist ze dit seizoen te winnen van onze dames 3. Saskia: “Toch heb ik nog steeds een Heyendaalgevoel. Dat manifesteert zich vooral als ik Heyendaal zie spelen. Als ik een wedstrijd zie tussen Heyendaal en Pegasus, valt het me op dat ik toch nog eigenlijk voor Heyendaal ben…”

Dat Heyendaalgevoel kan extremere vormen aannemen. “Het is gewoon één reeks hoogtepunten geweest,” aldus Richard Meijles. In 1994 kwam hij de gelederen van heren 2 versterken. Ook de rest van de vereniging kon profiteren van deze actieveling: fluiten, trainen, coachen, besturen; Richard deed het allemaal. Bovenal wordt hij herinnerd als Mr. Heybul. Richard verhuisde in 1999 naar Etten-Leur. Na anderhalf jaar werd hij gedwongen te stoppen met volleybal door een hardnekkige knieblessure. Het was echter niet de enige reden. Richard: “Het klinkt klef, maar het verenigingsleven van de burgervereniging waar ik ging spelen haalde het niet bij dat van Heyendaal.” Er ligt buiten het USC nog altijd een bewijs dat zijn vertrek bij Heyendaal niet onopgemerkt voorbij is gegaan. In 1999 was Richard de oudste speler in heren 2, dat kampioen werd in de tweede klasse. Zijn cultstatus vond zijn hoogtepunt door het vereeuwigen van Richards handen in cement. Deze eerste steen van een Heyendaal Walk of Fame werd vervolgens in het holst van de nacht in de stoep geplaatst, rechts naast de trap naar de hoofdingang van het oude USC.

In heren 2 begon ook Rens van Waes. Als eerstejaars student Scheikunde en Natuurwetenschappelijke Milieukunde voelde Rens zich met zijn 18 jaar nogal jong tussen zijn teamgenoten, die allemaal zo rond de 24 waren. Toch was dat geen belemmering om deel te nemen aan de vele activiteiten die Heyendaal rijk was. Rens: “Het was altijd erg leuk om daaraan mee te doen, omdat je op die manier spelers en speelsters van andere teams beter leerde kennen.” In 2001, Rens speelde inmiddels in de promotieklasse met heren 1, vertrok hij naar Gouda om als milieuadviseur te werken bij DHV. Volleyballen doet hij bij Jodan Boys uit Gouda.

Eén jaar na Rens meldden Hester de Haas en Janneke Hartemink zich aan; beiden vetrokken weer in 1998. Hester, studente HBO-V, werkt tegenwoordig als verpleegkundige op de verloskamers van het Radboud. Volleyballen doet ze niet meer: “Ik mag niet meer volleyballen in verband met slijtage aan mijn botten en handgewrichten. Oei, ik word al echt oud…” Janneke Hartemink volleybalt nog wel, bij VV Utrecht. Bij Heyendaal kon deze studente Bedrijfscommunicatie werken aan haar CV: ze werd onder meer voorzitter en verrichte verschillende soorten commissiewerk. Janneke: “Ik heb altijd met zeer veel plezier gespeeld bij Heyendaal in dames 1. Ik vond de sfeer geweldig! Tijdens mijn periode bij Heyendaal heb ik veel leuke mensen ontmoet, veel goede vriendschappen gesloten.” Blijkbaar overstijgt het Heyendaalgevoel het feitelijke lidmaatschap: “We blikken nog weleens terug op die tijd, en dat is altijd met veel plezier. Hopelijk hebben de mensen die nu lid zijn van Heyendaal het net zo naar hun zin als ik toen.”

Slot

In deze aflevering een diffuus beeld, vol fragmentarische herinneringen. Logischerwijs hebben de leden die uit een verder verleden komen relatief meer aandacht gekregen. Deze periode is voor de auteurs èn voor de huidige Heyendaalleden het onbekendst. In deze aflevering (en in de volgende) volgen wij het spoor van enkele Heyendalers, en proberen op die manier verhalen vast te leggen die niet op andere plekken bewaard worden. Voskuil en Meertens zouden trots op ons zijn.

drs. drs. M.B. Goudbeek

drs. J.A. Vrieler

Langharige mannen en roemruchte vrouwen

“Once there was a way to get back homeward”

Lennon/McCartney (1969)

Proloog

De speurtocht van uw auteurs naar oud-Heyendalers is behoorlijk succesvol geweest. Inmiddels beschikken wij over zo’n zeventig reacties van oud-Heyendalers. Ze zullen misschien niet allemaal aan bod komen in uw favoriete historisch feuilleton, maar we zijn zeker voornemens stevig te putten uit hun bijdragen.

De mannen in de jaren zeventig: chaos troef

Rechtenstudent Harry Zonderland werd in 1969 lid van Heyendaal, en zou er tot 1975 blijven spelen. Heyendaal was toen nog een kleine club in oprichting. Harry: “Bij mij is niet de indruk blijven hangen dat de club buiten de wedstrijden en trainingen veel activiteiten organiseerde.” Harry kwam terecht in het eerste herenteam, waar hij vanwege zijn geringe lengte tot spelverdeler werd gebombardeerd. Er is werkelijk niets nieuws onder de zon. In de promotieklasse behaalde het toenmalig heren 1 wisselende resultaten: “Op zijn best waren we een goede middenmoter. Ik herinner me dat het belangrijkste tegelijk het allermoeilijkste was: als team te functioneren. In het toen sterk individualiserende wereldje was dat best lastig.” Inmiddels heeft Harry het volleybal vaarwel gezegd. Teambuilding probeert hij tegenwoordig beroepsmatig te kweken in zijn functie van managementconsultant bij Cap Gemini.

Ben Hunink

Ben Hunink bevestigt de indruk die Harry Zonderland had van Heyendaal in de vroege jaren zeventig. Ben meldde zich in 1974 aan: “Gezelligheid staat blijkens jullie website gelukkig nog steeds hoog in het vaandel. Wij zochten die vroeger met name door na afloop van de trainingen en wedstrijden samen een pilsje te drinken. Ik zie dat het tegenwoordig grootser wordt aangepakt met weekenden en eetcirkels. Of er indertijd buiten de competitie om andere dingen werden georganiseerd, weet ik eerlijk gezegd niet meer. Misschien waren ze er wel, maar was ik drukker met mijn vriendin die ik in Nijmegen heb leren kennen, en met wie ik later ook getrouwd ben.”(1)

Ben, rechtenstudent, werd geplaatst in heren 2 dat tweede klasse speelde. “Het was een klein cluppie. Trainen deden we onder leiding van Wouter Terpstra, één keer per week op het sportcentrum.” In 1979 zei Ben Heyendaal vaarwel. Inmiddels werkt Ben bij de Belastingdienst in Nijmegen. Na een aantal jaren ballen bij VIOP in Valburg, moest hij vanwege rugproblemen stoppen. “Ik heb aan mijn volleybaltijd weliswaar geen vrienden voor het leven overgehouden, maar ik heb er zeker veel goede herinneringen aan. Je hoeft geen lid van Carolus te worden om ergens bij te horen!”

Heren 1 (1977) na een gewonnen wedstrijd tegen Flamingo’s 56 te Gennep. Staand (van links naar rechts) John Engelen, Hildebrand Roders, Theo Noten, Ruud Crul en Wim de Haas. Zittend (van links naar rechts): Jos Bik, Cees Huyskens, Emiel Stevens en Marcel Crul.

In de verhalen van de mannen uit de jaren zeventig zit één verbindeld element: chaos. Marcel Crul, lid van 1975 tot 1986, herinnert zich zijn teamgenoot Tijn Luiken nog maar al te goed. Geïnspireerd door de brillenaflevering van de Anthology-reeks reageert hij: “Ik herinner me dat Tijn rond 1975 twee seizoenen in heren 1 met een volstrekt defecte sportbril speelde, die een paar keer per wedstrijd uit elkaar viel en dan steeds met plakband gerepareerd moest worden. Het leverde ons wel extra time-outs op, en aangezien we toen vaak achterstonden kwam dat goed uit. Tijn weigerde consequent een nieuwe sportbril te kopen. Zijn oude Renault 4 viel overigens ook uit elkaar!”

Ook Arno van Heijst rakelt volleybalanekdotes op. In 1978 kwam deze student medicijnen in het tweede herenteam te spelen. “Wij hadden een gezellig team, met Camiel Baerwaldt en spelverdeler Peter-Arno Coppen die werkelijk op alle ballen dook en ze lucht in wist te tikken voor ze de grond raakten.” In het Radboud werkt Arno tegenwoordig als kinderarts. Hij heeft al twintig jaar geen volleybal meer aangeraakt, aangezien atletiek zijn nieuwe sportieve passie werd. Toch beheerst een tragisch dieptepunt al twintig jaar zijn geheugen, als het gaat om volleybal: “We speelden een seizoen mee om het kampioenschap in de tweede klasse. Voha was onze grote rivaal. Ik was aanvoerder en verantwoordelijk voor het invullen van het wedstrijdformulier. In de belangrijkste wedstrijd van het seizoen versloegen wij die gasten met 3-1. Voha tekende echter protest aan omdat één van de spelers die wij ingezet hadden helaas niet door mij op het formulier was gezet. We verloren de wedstrijd reglementair met 3-0, en konden het kampioenschap wel vergeten.” Ook hier is niets nieuws onder de zon, getuige de ervaring met Kidang van heren 2 in het seizoen 2001/2002.

Arno van Heijst

Heren èn dames: goede combinaties

Doorgaans komen de mannen uit de jaren zeventig echter op de proppen met verhalen die slechts zijdelings met volleybal te maken hebben. Peter van Oorschot, student communicatiewetenschappen, werd in 1979 lid. Een groot talent was hij naar eigen zeggen niet: verder dan heren 4 wist Peter het niet te schoppen. Peter, tegenwoordig werkzaam als studieadviseur aan de Letterenfaculteit van de KUN, vond het maar een kale club: “Een typische studentenclub: geen eigen accommodatie, beetje kaal. Alleen het eerste damesteam sprong er ver bovenuit. Ik meen dat ze tweede divisie speelden.” Gelukkig kende Heyendaal reeds toen de interne mixtoernooien. Peter: “Op een gegeven moment had een van de dames van het eerste door dat ik nogal moeite had met het retourneren van haar service, het verschil tussen tweede divisie en vierde klasse werd zichtbaar! Ze maakte dankbaar gebruik van dit kwaliteitsverschil. Ik kreeg de ene na de andere floater om mijn oren en voelde me steeds kleiner worden. ’s Avonds op het afsluitende feest ben ik haar vriendelijk gaan bedanken voor de vernedering, maar ik moet zeggen dat ze het meer dan goed gemaakt heeft. Het is een hele leuke en vooral ook lange avond geworden.”

Peter van Oorschot

Biologiestudent John Engelen wordt in 1974 lid van Heyendaal. Hij blijft tot 1983 hangen. John: “Het was een kleine, gezellige club met vier herenteams en vier damesteams. Ik heb in het paars-wit en blauw-wit gespeeld, hoewel beide tenues gekenmerkt werden door toenemende vaalheid (het wordt repetitief, maar ook hier niets nieuws onder de zon). Slechts universitaire studenten mochten het sportcentrum binnen. Heyendaal bestond dan ook uit universitaire studenten en een enkele wetenschappelijke medewerker.” Ook John herinnert zich weinig ‘buitenvolleybalse’ activiteiten: “Bijzondere activiteiten waren er niet, of ik ben ze vergeten en dan waren ze dus ook weer niet zo bijzonder. Eén keer per jaar hadden we een Heyendaalfeest in een grote blokhut in de buurt van het sportcentrum.” John werkt tegenwoordig als klinisch cytogeneticus in het Academisch Ziekenhuis in Maastricht. Hij oordeelt hard (maar met liefde) over de mannen uit zijn tijd, zeker vergeleken met de successen die het eerste damesteam indertijd behaalde: “Het eerste damesteam is in de tijd dat ik lid was een paar keer kampioen geworden en heeft nog een tijdje boven in de tweede divisie meegedraaid. Die dames waren goed en gedisciplineerd, wij, de heren, zeker niet. Als ik terugkijk op ons eigen team, heren 1, waren wij een zootje ongeregeld. Wij hadden spelers die individueel best wel aardig konden volleyballen, maar als team konden wij het niet echt maken. Eigenlijk waren we een naar zweet, knoflook en bier stinkende langharige bende, maar leuk was het wel en daar ging en gaat het toch om in het (sport)leven!”

Toen onze dames landelijk gingen…

Ze zijn al een paar keer ter sprake gekomen: de dames die Heyendaal in den lande naamsbekendheid deden verkrijgen. Onder leiding van Wouter Terpstra en Kees Liket timmerden deze dames flink aan de weg, en wisten de tweede divisie te bereiken. Het team bestond lange tijd uit ongeveer dezelfde mensen, onder meer Ineke van der Burgt, Ries Claessen, Chris de Haas, Erica Huls, Ellie Jacobs, Marion Krabbenborg, Heleen Kruse, Diana Mol, Annebeth Schaepman, Gertie Starmans, Ria Swenkers en Maria van de Ven. De lidmaatschappen van deze dames lopen meestal van 1973 tot 1982, waarmee misschien wel meteen de belangrijkste reden voor hun succes is gegeven: er is tijd genoeg geweest om een hecht team te smeden.

Dames 1 in 1976 kampioen geworden in de promotieklasse. Achteraan hurkend (van links naar rechts): Diana Mol, Bernadette Renckens, Maria van de Ven, Ria Swenkers en Wouter Terpstra (trainer/coach). Vooraan zittend (van links naar rechts): Gertie Starmans, Annebeth Schaepman, Elly Jacobs, Marion Krabbenborg en Ineke van de Burgt.

Het moet gezegd worden: men werkte dan ook fanatiek aan het volleybal. De dames trainden drie keer per week in het sportcentrum en speelden in het weekend competitie. Student sociale geografie Annebeth Schaepman, lid van 1973 tot 1982, herinnert zich dat goed: “We waren veelal de hele dag kwijt aan de competitie gezien de reistijden naar de Achterhoek en Oost-Brabant.” Erica Huls, lid van 1969 tot 1981, en student psychologie: “De wedstrijden waren in het sportcentrum. Voor de uitwedstrijden reisden we het oosten en het zuiden van het land af met twee auto’s, een van een moeder en een van een vader van teamleden.”

Annabeth Schaepman

Ook Ineke van der Burgt heeft goede herinneringen aan de competitiewedstrijden. Van 1974 tot 1982 volleybalde deze student medicijnen bij Heyendaal. Ineke: “Ik heb met ongelooflijk veel plezier getraind en gespeeld in die tijd. We hadden een echt goed team dat ging voor prestaties naast gezelligheid. In de derde en tweede divisie speelden we vaak in bomvolle zalen, vooral bij de tegenstanders trouwens.” Dat was Erica ook al opgevallen: “We hadden bij thuiswedstrijden eigenlijk nooit publiek. Soms zat er een vriend of een partner. Heel soms zat er een dwaalgast, van wie je dan dacht dat het het begin van iets moois was.” Mooie dingen bloeiden er wel degelijk op, soms dichterbij dan de teamleden konden vermoeden. Ineke: “We trainden enkele jaren drie keer per week, en hadden er een tweede trainer bij. Dat was Kees Liket, toen mijn vriend, nu mijn man en vader van onze twee dochters.” Tegenwoordig worden de wedstrijden van dames en heren 1 op de zaterdag heel wat beter bekeken. Het gaat echter te ver om het oude USC een kolkende hal te noemen met Braziliaanse taferelen op de tribunes. Helaas.

Ineke van der Burgt   Kees Liket

Heyendaal leverde ook de basis voor de succesvolle teams die actief waren op het GNSK. In 1975 wist het team van de KUN, feitelijk dames 1 van Heyendaal, het nationaal kampioenschap voor studententeams te winnen. Als gevolg hiervan werden er diverse internationale trips afgelegd om de natie te vertegenwoordigen op internationale kampioenschappen. Ineke: “We speelden enkele internationale toernooien, onder meer in Lausanne in Zwitserland en Uppsala in Zweden. Wouter Terpstra was begeleider/coach/chauffeur en wat nog meer nodig was. Geweldige uitjes waren dat. Op de boot naar Zweden werd iedereen overigens erg zeeziek, alleen Marion Krabbenborg stond nog rechtop.” Marion Krabbenborg, student sociale geografie en tegenwoordig directeur van het ROC in Nijmegen, meldt deze prestatie van formaat niet; voor haar waren de toernooien ook memorabel.

Voor de meest succesvolle dames uit de geschiedenis van Heyendaal bestond er meer dan volleybal. Begin jaren tachtig werd het publieke debat beheerst door de kernraketten. Hoogtepunt in deze discussie was het moment waarop er Amerikaanse kruisraketten geplaatst dreigden te worden op Nederlands grondgebied. In Amsterdam vond toen een van de grootste demonstraties uit de Nederlandse geschiedenis plaats. Annebeth weet het nog goed: “Wij wilden graag gaan demonstreren in Amsterdam. We hadden de bond om uitstel gevraagd van de competitiewedstrijd tegen Harderwijk op de dag van de demonstratie, maar dat werd ons geweigerd. Toen hebben we een groot spandoek gemaakt en hebben voor de wedstrijd zelf ter plekke gedemonstreerd. We hebben met foto de krant gehaald, maar de wedstrijd helaas met 3-2 verloren.”

In 1982 hield het team op te bestaan, men zwaaide massaal af. Marion Krabbenborg: “Terugblikkend: het was een leuk en ambitieus team. We zijn als geheel gestopt, maar zien elkaar nog jaarlijks.” Marion bleef in Nijmegen, terwijl de anderen langzaam uitwaaierden over het land. Annebeth Schaepman is projectleider stedelijke vernieuwing bij de provincie Noord-Holland, en woont in Amsterdam. Volleyballen doet ze nog steeds. Met een groep oud-divisiespeelsters vormt ze de club Ladies Unlimited: niet trainen, wel spelen. Annebeth: “Ik heb in Nijmegen een heel leuke tijd gehad, ik kan me geen studententijd zonder volleybal voorstellen. Vrienden heb ik er ook aan overgehouden. Toevallig ontmoette ik laatst nog iemand in Amsterdam die ook in die tijd in Nijmegen had gevolleybald. We herkende elkaar na al die jaren nog.” Erica Huls is universitair docent aan de Universiteit van Tilburg. Erica: “Ik volleybal niet meer. Als ik erop terugkijk vind ik het vooral opmerkelijk hoe we het voor elkaar wisten te krijgen om zo vaak en fanatiek te trainen en uiteindelijk zo hoog te spelen.” Ineke van der Burgt is klinisch geneticus in Nijmegen geworden. Ineke: “We zijn een hechte vriendinnengroep geworden en gebleven. Nog steeds zien we elkaar minstens één keer per jaar, spelen een wedstrijdje en gaan daarna lekker eten. Enkele jaren geleden hebben we een reüniewedstrijd gespeeld tegen het toenmalige dames 1 van Heyendaal. We verloren dik, maar werden door de speelsters van Heyendaal het legendarische team genoemd. Dat was leuk om te horen! Wijzelf noemen ons tegenwoordig ‘oud-Heyendaal’.”

Slot

Het beeld van Heyendaal dat uit de verhalen naar boven komt is dat van een verscheurde club: de mannen zuipend en feestend, de vrouwen gedisciplineerd en fanatiek volleyballend (wederom: niets nieuws onder de zon). De pasfoto’s uit die periode wezen daar eerlijk gezegd al op, en de volleybalresultaten zijn dan veelzeggend. Tweede divisie, het is een hele prestatie. De hoogste divisie waarin de heren van Heyendaal gevolleybald hebben is de derde, maar deze mijlpaal werd pas in de eenentwintigste eeuw bereikt. Ook de heren hebben, op een enkeling na, hun wilde haren afgeworpen en resultaat geboekt.

In de volgende afleveringen van de Anthology zullen meer oud-leden aan bod komen. Ondertussen gaat onze speurtocht verder, en hopen we vooral dat de oud-leden hun oude foto’s blijven insturen. Want soms zegt één plaatje meer dan duizend woorden.

Drs. Drs. M.B. Goudbeek

Drs. J.A. Vrieler

(1)Iets wat uw sribenten, ook niet zonder zonde, op het onderwerp ‘stellen binnen Heyendaal’ brengt; daarover in een latere aflevering meer.

15 jaar Internationaal Toernooi

“won’t you come out to play?”

Lennon/McCartney (1968)

Proloog

Toen uw scribenten aan diverse oud-leden vroegen om Heyendaal te typeren, kwam het opvallend vaak voor dat het befaamde Internationale Toernooi genoemd werd. Guido Claessen, lid van 1979 tot 1993 en dus met enig recht van spreken: “Heyendaal is altijd een gezellige vereniging geweest met een leuk buitentoernooi en andere activiteiten.” Guido, bioloog, gunt het IT een status aparte tussen alle activiteiten die Heyendaal rijk was: “Het IT heb ik altijd de meest bijzondere activiteit gevonden, ik heb misschien wel shirts van alle toernooien.”

Nu kunnen volleybaltoernooien mooie dingen opleveren. Joost van Rooij was als biologiestudent lid van Heyendaal vanaf 1982. Joost: “Ik heb in 1984 eens met wat vrienden en Heyendalers meegedaan aan een open recreantentoernooi dat door Heyendaal op de terreinen van het sportcentrum werd georganiseerd. Veel volleybalplezier heeft het niet opgeleverd. Het niveau was namelijk zo bedroevend dat je, als je een keer een mooie setup kreeg, niet eens durfde door te slaan! Er deed bij een van onze tegenstanders wel een leuke meid mee. Zij had zich met haar ‘studentengang’ voor de lol ingeschreven, maar volleyballen kon en kan ze nog steeds niet. Ik kwam haar diezelfde avond tegen in Diogenes en ze bleek wel degelijk over een heleboel andere kwaliteiten te beschikken. Ze is nooit meer weggegaan, want inmiddels zijn we negen jaar getrouwd en hebben drie kinderen!”

Joost van Rooij

De eerste keer

Het valt te betwijfelen of men het evenement voor dezelfde doelen wilde gebruiken als Joost van Rooij, maar het IT werd niet lang daarna geboren. De eerste editie van het Internationaal Toernooi vond in 1988 plaats ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van NSVV Heyendaal. In 1987 duikt dit inmiddels traditionele hoogtepunt uit de Heyendaalseizoenen op in de archieven: “Gerard (e.a.) is bezig een internationaal toernooi te organiseren. Dit moet een groot(s) toernooi worden en brengt dus veel werk met zich mee. Wie zin heeft om te helpen, gelieve zich bij Gerard te melden.”(1)

Met enige omzichtigheid durven wij op basis van dit citaat Gerard Robben aan te wijzen als degene die als eerste het initiatief heeft genomen tot het toernooi dat uit zou groeien tot het IT. De overige Founding Fathers waren Kees Brekelmans, Vincent Claessen, Christianne Derikx, Ruud Klement, Marian Siebum en Ria Wissink.

Voortvarend is het illustere zevental aan de slag gegaan. De datum werd bepaald op 18 en 19 juni 1988. In december 1987 werd dan ook vol trots gemeld: “Begin januari gaan de uitnodigingen op de bus voor universiteiten in Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Engeland en Ierland! Maximaal veertig teams kunnen deelnemen. Ook de voorlopige toernooibegroting is klaar. Geschatte totale kosten: hfl. 12.000,-!!!! Het moge duidelijk zijn: de toernooicommissie rekent op ieders hulp op 18 en 19 juni.”(2)

De aanmeldingen bleken uiteindelijk binnen te druppelen. Tevreden kon de commissie in april 1988 constateren dat het toernooi in ieder geval de internationale tint zou krijgen die het zo graag wilde, aangezien toezeggingen binnengekomen waren uit Cork, Graz, Klagenfurt, Reims en Wuppertal. Uit de oproep van de commissie in het Heyendaal Bulletin blijkt dat de opzet van toen de basis is van de huidige: “De ploegen worden verwacht op vrijdagavond of zaterdagochtend. Ze overnachten in tentamenzaal Valkenburg of in eigen tenten op een van de sportvelden. Op zaterdagavond zal een groot feest worden gehouden in de sporthal of in de kantine van het Sportcentrum. Het moge duidelijk zijn: om dit toernooi goed en vlot te laten verlopen wordt gerekend op de hulp van alle Heyendaalleden!!!!”(3)

Op deze manier werd het IT een heuse verenigingsprestatie. Heyendalers werden en worden ingeschakeld voor de opbouw en afbraak van de speelvelden, als ontvangstcomité, als wedstrijdleiding, voor de organisatie van het feest, om te tappen en drank en etenswaren te verkopen gedurende de dag en tijdens het feest, om de maaltijden van de deelnemers te organiseren (“Niet zelf koken hoor!!”(4)), ter bewaking van de tentamenzaal Valkenburg en voor allerlei algemene werkzaamheden. Indertijd werden de aanvoerders van de Heyendaalteams belast met het werven van de vrijwilligers, inmiddels is dit een commissietaak.

Het feitelijk toernooi was bescheidener dan gehoopt: zestien teams speelden om de titel. Organisator Gerard Robben blikte dan ook enigszins teleurgesteld terug: “Reeds maanden had de toernooicommissie zich vertwijfeld afgevraagd, of alle mensen op 18 en 19 juni een tentamen hadden, op vakantie waren, een ander toernooi gingen spelen; of hadden we gewoon geen geluk? Het aantal inschrijvingen bleef in ieder geval beneden de verwachtingen.”(5)

 

Behalve drie Heyendaalformaties namen teams uit Klagenfurt, Wuppertal en Cork deel. Helaas kwamen er uit Graz en Reims op het laatste moment afzeggingen, maar de organisatie wist enkele Poolse aspergestekers te strikken om deel te nemen en te mixen met Heyendalers onder de namen VC Hak’88 en Wroclaw’88. Deze Polen bleken echter uitstekend te presteren. Zij haalden de finale, die tegen Klagenfurt gespeeld diende te worden. Relatief eenvoudig wisten de Duitsers de Poolse gelegenheidsformatie opzij te zetten, en zodoende de eerste winnaars te worden van het IT van Heyendaal.

 

Gerard Robben

Gerard mopperde echter nog een beetje verder: “En dan was er nog het voetbal. Natuurlijk was iedereen dolblij dat het Nederlands elftal vlak voor het einde van de wedstrijd tegen Ierland scoorde. Desondanks vroegen wij ons af of het willen zien van die wedstrijd voldoende reden was voor het wegblijven van een toernooiwedstrijd, zoals sommige Heyendalers meenden.”(6)

Gelukkig domineerden ook bij Gerard de positieve ervaringen: “Een Schot met een kilt (en het was een echte: hij had er niets onder aan; meer informatie hierover bij Kees) achterop bij Marian, Polen die om drie uur ‘s nachts overgeleven nasi met de handen uit plastic zakken zaten te eten, het feest dat zó gezellig was dat de commissieleden géén wacht wilden gaan houden bij slaapzaal Valkenburg, onze Schotse – zonder stem – die in het gezelschap van drie heren en met korte rok over een hek klom en nog nooit op een fiets met terugtraprem gezeten had, het smeren van een complex-opleverend aantal broodjes en krentebollen (voor exacte gegevens kan men terecht bij Marian, maar benader haar voorzichtig hierover), drie Delfterikken die voor iederen wedstrijd ‘hun’ vrouwen bij elkaar zochten, etc.”(7)

Gerard spreekt namens de commissie dankbaarheid uit naar de Heyendalers vanwege hun inzet, en concludeert dat het een klein maar geslaagd toernooi was. Enigszins profetisch: “Het grootste plezier kan de toernooicommissie gedaan worden, indien het toernooi ook volgend jaar plaats zou vinden. De ‘wijzen’ van de commissie zullen nieuwe organisatoren van harte met raad en daad terzijde staan. En als dit tot een traditie uit zou groeien zou een kleine vereniging groot kunnen zijn in het organiseren van een gezellig internationaal toernooi.”(8)

Fragmenten uit een rijke historie

De wens van Gerard Robben vond niet meteen navolging. In 1989 komt het bestuur tot de volgende conclusie: “Het internationaal toernooi gaat dit jaar niet door. Volgend jaar wel?”(9)

In 1990 ging het inderdaad door. Het toernooi had een kleine schaalvergroting ondervonden, zodat de tentzamenzaal Valkenburg niet meer toereikend was om de deelnemers in onder te brengen. Tegenwoordig regelen de deelnemers zelf hun overnachting; in 1990 echter had de organisatie de beschikking over enkele legertenten die om de velden heen gezet werden. Wie geen plaatsje meer vinden kon in de tenten, kreeg huisvesting in de tentamenzaal Valkenburg. Tijdens de derde editie van het IT in 1991 werden de gasten ondergebracht in bungalowtenten, belangeloos ter beschikking gesteld door Heyendalers. Het toernooi zou blijven groeien. Hoogtepunt werd medio jaren negentig bereikt. Organisator Ingrid Marttin: “Het toernooi organiseerden we op de voetbalvelden tegenover de kantine van het sportcentrum. Er namen toen ongeveer zestig teams aan deel.”

Tijdens de eerste toernooien verzorgde Heyendaal dus de overnachting. Sommige gasten namen met deze voorzieningen geen genoegen. In 1991 deed een groep Russen het toernooi aan. Zij overnachtten in een blokhut van de padvinders, waarin zelfgestookte wodka verstrekt werd. “Zware kost!”, aldus Eliane Segers, een van de organisatoren. Problematisch was dat de organisatie meerdere dagen met deze Russen opgescheept zat. Eliane: “Ze kwamen ondanks hun gammele bus enkele dagen te vroeg! We hebben ze een aantal dagen moeten entertainen. We zijn met ze naar de kermis geweest, en werden uitgenodigd om hun zelfgestookte wodka te komen drinken. Er staat me ook bij dat we geprobeerd hebben ze te laten fietsen, want dat konden ze niet.” Mede-organisator Eef van Rooij staat dit ook nog helder voor de geest, al hebben de Russen in haar beleving een volle week in Nijmegen vertoeft: “Fietsen in de Ooy, de duiven op de Dam voeren, het Anatomisch Museum in Nijmegen; met tien Russen wordt dat anders!” Wellicht dat de herinnering Eliane en Eef in de steek gelaten heeft, maar in de aankondiging van het IT van dat jaar staat toch duidelijk het volgende te lezen: “We bieden dit jaar teams die van ver komen de gelegenheid een dag eerder aan te komen. Voor de sight-seeing in en in de omstreken van Nijmegen worden te zijner tijd eventueel leden gevraagd ter begeleiding van teams.”(10)

Eef van Rooij  Eliane Segers

Formele kwesties

Het IT staat tegenwoordig open voor ieder team dat deelnemen wil. De oorspronkelijke bedoeling van de eerste organisatoren was echter er een toernooi van te maken dat uitsluitend opengesteld was voor studenten. In de eerste edities van het IT werd er zelfs een maximum gesteld aan het aantal Heyendaalteams dat zou mogen deelnemen aan de wedstrijden. Naarmate het IT van Heyendaal aan bekendheid won, bleek ook in de regio Nijmegen interesse te bestaan om deel te nemen. Organisator Hans Konings vertelt welk besluit de commissie in deze genomen heeft: “In verband met interesse van regioteams heeft de toernooicommissie besloten voorrang te verlenen aan universiteitsteams. Per mei, wanneer enig idee bestaat over het aantal deelnemende teams zal hoogstwaarschijnlijk de mogelijkheid tot inschrijving van regioteams er zijn.”(11)

Op de vergaderingen van het bestuur en op de ALV’s heeft het IT vaak voor discussie gezorgd. Toen in 1991 penningmeester Arnold Weber verslag kwam doen van de resultaten van het IT, kon hij een winst van fl. 4.000,- aankondigen.(12)

De vraag rees wat er met deze winst diende te gebeuren. Arnold heeft toen de regeling voorgesteld die ook tegenwoordig nog geldt: een deel van het bedrag bleef op de rekening van het IT staan, en de rest kwam terecht op de rekening van de vereniging. Uiteraard rezen er in de vergadering genoeg ideeën op om deze gelden te besteden: Sonja van Ginniken wilde feesten, Joke de Wit zag liever uitbreiding van trainingstijd, Gerard Robben wilde contributieverlaging. Het is niet duidelijk wat er uiteindelijk met de winst is gebeurd. In ieder geval is er wel duidelijk wat er zeker niet mee gebeurd is. Penningmeester Weber vertelde tussen neus en lippen door dat de commissie nog fl. 600,- nodig had voor een etentje. De vergadering, onder aanvoering van Ferry Jansen, wist dit bedrag een stuk omlaag te schroeven, maar het leed was al geleden. De eetlustige commissieleden zullen nog vaak herinnerd zijn aan hun 600 gulden. In een ander Heyendaal Bulletin uit dat jaar werd een enquête geplaatst die leden konden invullen. Blijkbaar voelde niemand zich geroepen, gezien de volgende mededeling: “Helemaal niemand heeft de enquête in het vorige Info ingevuld! En dat terwijl de hoofdprijs een etentje á raison van fl. 600,- (uit het budget van de internationale toernooicommissie) was.”(13) Dodelijk.

Als het IT op de ALV aan de orde kwam, was de reden doorgaans van financiële aard. Dit werd ook in formele zin bevestigd door het aanstellen van een kascontrole voor het evenement dat een groot deel van de inkomsten van de vereniging voor zijn rekening neemt. Heyendaal profiteert immers van een eventuele winst, en staat garant voor een eventueel verlies, daarbij geholpen door garantiesubsidies van de NSSR. Hoe kwetsbaar de winst van een IT kan zijn, bewees de editie van 2000. Eén van de commissieleden was belast met het ophalen en betalen van de shirts die op het IT verkocht zouden worden. Het bedrag dat bij deze transactie in contanten aan drukker PrintOut overhandigd diende te worden liep in de duizenden guldens. Onachtzaamheid van het commissielid zorgde ervoor dat de portemonnaie met het betreffende bedrag zoek raakte, en niet weer opdook. Gelukkig was de winst dat jaar dermate groot dat het IT er niet door in de rode cijfers dook.

De slagroom op de taart: de Heyendaal Band

Oost-Europa deed het doorgaans goed op het IT. Menig Heyendaler zal zich de Slowaken onder leiding van Dr. Dusan herinneren. Volleyballen deden zij fanatiek, en het toernooi leverde dan ook meer dan eens een Slowaakse winnaar op. Dr. Dusan werd bekend onder de commissieleden wegens zijn totale onkunde op het terrein van de Engelse taal, maar bovenal door zijn glimmende trainingspak en trendy slippers. Organisator en nestor Albert Barelds: “Op het einde kwam Dr. Dusan altijd met een notitieboekje om de universiteiten die op ons toernooi geacteerd hadden in op te schrijven. Waarschijnlijk haalden ze daarmee de krant in Slowakije, en maakten de teamleden de blits.” Uw scribenten vragen zich af of enkele Slowaken op dit moment in de veronderstelling verkeren dat hun lokale helden gewonnen hebben van de University of Honolulu. Een van uw scribenten durfde aangaande de Oost-Europese bijdrage aan het toernooi zelfs het volgende op te merken: “A propos, ik snap heel dat internationale gedoe ook niet: ze verstaan je niet, spreken een of ander archaïsch Oost-Europees taaltje, moeten altijd weer iets anders, of, (in het ergste geval) ze komen uit Slowakije en heten Dr. Dusan ‘zeuren is my middle name’ Cheben; waarom maken we er geen toernooi van met alleen maar frissche Hollandsche jongens en meiden? Maar goed, dat terzijde.”(14)

Hoe fanatiek de Oost-Europeanen dan ook volleybalden, op het traditionele feest lieten ze zich zelden zien. Waarschijnlijk hebben zij dan ook de Heyendaal Band gemist. Begin jaren negentig werd deze band geformeerd, daarbij in financiële zin ondersteund door de vereniging: “De Heyendaalband heeft een oefenruimte. De vereniging heeft de borg betaald en zal maandelijks de helft van de huur betalen.”(15)

Dat de bandleden geen praktizerende christenen waren mag wel blijken uit de woorden van bandlid en Heyendaalcoryfee Eef van Rooij: “Met de Heyendaal Band repeteerden we op de zondagochtend. Lekker was dat! Maar we moesten wel, want het was het enige dagdeel in de week waarop niemand hoefde te werken, trainen of spelen.” Medio jaren negentig speelde de gelegenheidsformatie op de zaterdagavond van het IT met onder meer Corné Dingemans op gitaar, René van Donkelaar op bas, Tinco Lycklama a Nijeholt op keybord, Raph Miessen op trompet en Eef van Rooij op de saxofoon. Ferry Jansen weet het nog maar al te goed: “De Heyendaal Band speelde op de IT-feesten. Een geweldige band die het publiek altijd zeer kon bekoren.” De Heyendaal Band deed dat met een gevarieerd repertoire, en trad eveneens op tijdens de culturele avonden die de vereniging in die dagen kende. Bandlid Tinco: “Op onze optredens speelden we voornamelijk covers. Artiesten die op onze navolging mochten rekenen waren onder meer The Blues Brothers, Bruce Springsteen, Sade en Chris Isaak.” Tegenwoordig speelt er een meer of minder professionele band op het feest. De voormalige bandleden blikken altijd vol liefde terug op hun podiumervaring. René van Donkelaar: “Hebben jullie daar geen foto’s van?” Nee René, maar de auteurs weten wel bij wie men terecht kan om na te gaan of de reputatie van de Heyendaal Band klopt. Corné Dingemans: “Ik heb thuis een videoband van de enige echte Heyendaal Band, waarop een optreden tijdens het IT staat.” Op deze manier kan de Heyendaal Anthology een heuse multimediale belevenis worden!

Slot

Het bijzondere aan het IT is echter dat er iedere keer weer nieuwe legendes geboren worden. Is het niet de drank van de Oost-Europeanen, dan is het wel een groep Polen die na het feest de overgebleven nasi met blote handen verorberde. En als er geen halfnaakte Schotten zijn, dan is er wel een Dorien Spanband. Of een Martine van Veen, bekend om haar bedrevenheid met de frituurpan in haar eigen tijdelijke toko’s Chez Martine (1999) en Martines Snackvitrines.(16)

En als er geen Dr. Dusan is, dan zijn er wel weer drie Delftenaren die voor elke wedstrijd dames bij elkaar zoeken. Ook dit jaar zullen genoeg nieuwe legendes geboren worden. En dat is uiteindelijk waarom Heyendaal het toernooi blijft organiseren.

Dat is tenminste de officiële lezing. Columnist ‘US’ weet immers feilloos waar het eigenlijk om te doen is: “Je gaat niet naar een volleybaltoernooi om te volleyballen. Degene die het tegendeel beweert zal dan ook lelijk uitgelachen worden. Volleybalplezier? Mijn slippers! Nee kijk: zo’n toernooi is een dekmantel, een legitimatie om een keer twee-en-eenhalve dag ongegeneerd de beest uit te hangen. Het heet een volleybaltoernooi, omdat het beest (let op de metafoor) nu eenmaal een naam moet hebben. En dát is weer om je vriendje of vriendinnetje om de tuin te leiden, zodat de partner braaf en nietsvermoedend thuis blijft terwijl de wederhelft zich stort in een met versierrituelen doorsponnen zuipfestijn, flirtgelag en danswoestenij.”(17)

En zo zijn we weer waar we wezen willen.

Joost Vrieler –

(1) BV 18-08-1987.
(2) Heyendaal Bulletin 3 (1987) 6: p. 2.
(3) Heyendaal Bulletin 4 (1988) 2: p. 11.
(4) Heyendaal Bulletin 4 (1988) 2: p. 11.
(5) Heyendaal Bulletin 4 (1988) 4: p. 12.
(6) Heyendaal Bulletin 4 (1988) 4: p. 13.
(7) Heyendaal Bulletin 4 (1988) 4: p. 13.
(8) Heyendaal Bulletin 4 (1988) 4: p. 13.
(9) Heyendaal Bulletin 5 (1989) 2: p. 2.
(10) Heyendaal Bulletin 7 (1991) 1: p. 3.
(11) Heyendaal Bulletin 7 (1991) 1: p. 3.
(12) ALV 21-10-1991.
(13) Heyendaal Bulletin 8 (1992) 1: p. 7.
(14) Heybul 7 (1999-2000) 1: p. 3.
(15) BV 24-01-1992.
(16) Heybul 7 (1999-2000) 3: p. 12.
(17) Heybul 1 (1993-1994) 5/6: p. 18.

Het Heybul: naast Kafka en Shakespeare

“…Dear Sir or Madam, will you read my book

It took me years to write, will you take a look?”

Lennon/McCartney (1966)

Zoals altijd wanneer iets officiële trekken begint te vertonen, raakt de sleet erin. Het spook van publicatie heeft ons geruime tijd opgejaagd (met dank aan het bestuur met zijn plannetjes voor een heuse Heyendaalbibliotheek), maar de nobele taak van het vastleggen van de ‘historia Heyendalia’ heeft het uiteindelijk van de verlammende schrijfangst gewonnen. Hieronder treft u daarvan de laatste pennenvrucht aan. De biografie van Rafael van der Vaart zal spoedig uit de Bruna top tien verdreven worden door Heyendaal: The Golden Years.

Terzake! Op het gevaar van navelstaarderij, werpen wij de blik op ons eigen forum: het Heybul. Velen zullen zich het hoofd breken over het lidwoord, maar de oorspronkelijke naam van uw clubblad is Heyendaal Bulletin en dat is onzijdig. Toen in 1993 de naam gewijzigd werd in Heybul bleef het lidwoord vanzelfsprekend behouden, want zo hoort dat. Dat uw auteurs van conservatieve snit zijn, mag inmiddels geen geheim meer heten. “De Heybul” is maatschappij ondermijnende nieuwlichterij!

Wederom: terzake!

Ontstaan

“In deze donkere tijden, waarin het onvervreemdbaar menselijk recht op tenminste tien uur zon per dag, weer met voeten wordt getreden, is het hartverwarmend als we ons bezig kunnen houden met…. jáwel een heuse Heyendaal-periodiek. Het onvolprezen bestuur dacht meer aan een info-blaadje, doch deze terminologische nieuwlichterij gaat niet door; trouwens periodiek suggereert veel meer dan wij van plan zijn waar te maken…. en dat is toch mooi meegenomen (kakelen is nog geen eieren leggen en als we nu maar met kakelen beginnen, volgt de rest wellicht nog wel). Welaan dan.”(1) Met deze woorden openden Guido Claessen en Pieter Paul Schellekens de eerste editie van Het Heyendaal Bulletin. Zoals uit deze beginselverklaring blijkt, is de frequentie van het clubblad van begin af aan een heikel punt geweest. De eerste jaargang bleef dan ook beperkt tot één nummer. Maar men had dan ook niets beloofd. Het eerste nummer bevatte mededelingen vanuit het bestuur, aankondigingen van toernooien, een wedstrijdverslag van Heren 1 tegen “tegenstander”, de standen, een puzzel van de hand van Janny Mol, de column van “De Deskundige” en een slotwoord van de redactie, waarin ze op laat tekenen: “Dit was dus de eerste uitgave van het Heyendaal-Bulletin. Kosten noch moeite zijn gespaard om dit literair hoogstandje het daglicht te doen zien. Ter verdere geruststelling van de lezer/lezeres willen wij voorts vermelden dat de onvolprezen redactie volstrekt immoreel en niet vies van smeergelden is. Vandaar dat wij reikhalzen uitzien naar copy, om deze van critische kanttekeningen te voorzien.”(2) De stencilcultuur vond duidelijk haar hoogtepunt in dit product: formaat A4, alles in typemachineletter, donkere plaatjes en veel knip- en plakwerk. Daarvan getuigt Pieter Paul Schellekens in een interview in 1993 ter gelegenheid van zijn twintigjarig jubileum(3) bij Heyendaal: “De eerste redactievergaderingen waren alleen met Guido en mij. Dat was altijd veel lachen en plaatjes knippen, want we hadden überhaupt geen computer, dus alles werd uitgetypt, wat we allebei niet goed konden, dus het stikte van de typefouten en dat moest allemaal gecorrigeerd worden. Het duurde uren voordat een stuk af was. Het was meer plakken, knippen en fröbelen. Er werden ongelooflijk veel koekjes gegeten door Guido, overigens nog steeds één doos ‘speclaessen’. Met zijn tweeën deden we alles. Daar waren we zo’n twee à drie avonden mee bezig.”(4)

Eén en ander komt wellicht enigszins amateuristisch over, doch dit werd ruimschoots goedgemaakt door de hoge kwaliteit van het geschrevene. Uw historici hebben regelmatig moeten gniffelen om de virtuoze behandeling van onze moedertaal. Wij vragen uw aandacht voor het volgende juweeltje uit het voorwoord bij het derde nummer: “Ook in deze uitgave weer sprankelende studies, weidse dromen en geleerde commentaren; een gewaarwording van eeuwigheid, van verwondering, van redactie’s onuitwisbare plaats in het universum. Kortom: wederom een werk van verbluffende filosofische draagwijdte dat U nog altijd kunt gebruiken om de te korte poot van de keukentafel te stutten…”(5)

De founding fathers worden in de beginjaren door een wisselend ploeg schrijvers geassisteerd: Kees Brekelmans, Emiel Stevens, Sonja van Ginneken, Hans Konings en Eef van Rooy verbleven voor korte of langere tijd in de redactie. De Heyendaal Bulletins van het eerste uur zijn echter vooral een product van de talenten van Claessen en Schellekens, getuige deze woorden van Guido Claessen: “Ik heb nog vele jaargangen van het Heyendaal Bulletin thuis. Die heb ik in het begin volgeleuterd samen met Pieter Paul Schellekens, en later samen met anderen.” Aan alle goede dingen komt echter een eind, dus ook aan deze twee roergangers van het Heyendaal Bulletin. Zij geven het estafettestokje in 1993 door aan Arjan van Doremalen en Paul Vervuren, afwisselend bijgestaan door Eef van Rooy, Rubin Hunscheid, Mieke Bruijnen, Wally ter Laak en Hedwig Miessen. In 1997 verlaten Arjan en Paul Heyendaal en vanaf dat moment wordt de redactie meer en meer gekenmerkt door een soepele overgang tussen de generaties Heyendalers. Namen als Nienke Kuipers, Vera Ebbers, Paul Lemmens Albert Barelds, Petra Heesterbeek, Annemiek van den Eertwegh, Myrthe Leijenaar, Marlien Douma en Inge ter Schure bevolk(t)en het colofon. Richard “King Heybul” Meijles bezette ook lange tijd een redactiepost en legde het Heyendaalarchief aan, waar uw auteurs met veel genoegen uit putten.

Rubrieken

Onder het motto “geen periodiek zonder rubriek” werd en wordt het Heybul gevuld met een aantal terugkerende stukkies. Uiteraard zijn er de typische clubbladvullende pennenvruchten als ‘De Pen’ en ‘Een kijkje in de kleedkamer van…’. ‘De Pen’ was een soort schrijfestafette waarin de stukjesschrijver ‘De Pen’ doorgeeft aan een zelfgekozen clublid. Die dan de volgende ‘De Pen’ moet gaan vullen. Dit leverde zelden een geïnspireerd stukje op, op zijn best nog te omschrijven als immanent-poëticaal. Het ging dus vooral over hoe moeilijk het wel niet is om zo’n stukje te schrijven. Een voorbeeld van de hand van Simône Knuijt en Joyce van Daalen: “Het is hier in de Jan Massinkhal niet echt een inspirerende omgeving. Maar dat komt waarschijnlijk ook deels omdat we net gelijk hebben gespeeld. Ondertussen zijn de drankjes op en staat er nog steeds geen woord méér op papier. We gaan het proberen op de tribune(..). Ja, en nu donderdagavond zitten we dus in de Jan Massinkhal, nog steeds zonder inspiratie. Mijn teamgenoten zeggen: “Neem nog een wijntje, dan krijg je het vanzelf wat warmer en komt we ook vast wel vanzelf wat meer slap geouwehoer.” (..). Ondertussen zijn we toch al een kantje verder en hebben we nog niets verteld.”(6). Net als de stellers dezes vond de redactie bovenstaande prestatie onder de maat en refereerde aan het roemruchte verleden (vroeger was alles beter) in haar redactionele commentaar: “Waarschuwing van de redactie: de komende twee pagina’s zijn gevuld met niets. Verwacht dan ook niets, want alle verwachtingen worden met de grond gelijk gemaakt. Ondanks het hoge literaire niveau van deze Heybul zit er ook een dieptepunt in deze Heybul. U bent daar nu aanbeland (..). Het item ‘De Pen’ is jaren geleden door het illustere duo Paul Vervuren en Arjan van Doremalen geïntroduceerd en beleefde in beginjaren hoogtepunt na hoogtepunt. Helaas gooiden Deetman en Ritzen(7)

ook hier roet in het eten door de studiedruk stap voor stap op te voeren. Dit leidde ertoe dat de schrijvers van ‘De Pen’ in de loop van de tijd het stukje (te) laat schreven en telkens blijk gaven van gebrek aan inspiratie. De redactie hoopt van harte dat de nieuwe generatie Heyendalers beter opgewassen is tegen de huidige studiedruk en laat zien dat het schrijven van een leuk stukje onder druk best mogelijk is.”(8)

Helaas bleek de redactionele hoop ijdel: de rubriek bestaat niet meer. Met een beetje goede wil kan gesteld worden dat ‘Een kijkje in de kleedkamer van…’ de fakkel heeft overgenomen. Hierin wordt een team beurtelings gevraagd een stukje te leven. Zo groepsactie is een unicum in dit tijdsgewricht van individualisme. De formule lijkt vooralsnog succesvoller dan ‘De Pen’.

De verkleining van het formaat van het Heyendaal Bulletin in 1986 ging gepaard met de introductie van een ‘Technische Rubriek’. De redactie hierover: “Zoals de oplettende lezer(es) ongetwijfeld heeft opgemerkt, is de vorm van het inforiodiek veranderd: het is kleiner en handzamer geworden. U kunt alvast een plaats vrijmaken naast Kafka en Shakespeare in Uw boekenkast. Wat de inhoud betreft, heeft de onvolprezen redactie besloten iedere keer een Technische Bijlage op te nemen, zodat Heyendaal, op theoretisch gebied althans, geen wedstrijd meer kan verliezen. Voor het praktijkgedeelte dient U zelf zorg te dragen.”(9). In deze rubriek werden stukken over tactiek, spelsystemen en techniek uit het uit het opruiende NeVoBo-schotschrift Volleybal integraal overgenomen, met het nodige knip- en plakwerk. Of dit de prestatie van Heyendaal ten goede is gekomen, moet nader onderzoek van uw scribenten nog uitwijzen.

Tot slot “waarin een kleine vereniging groot kan zijn”: roddel en achterklap, de enige rubriek die de tand des tijds heeft weten te doorstaan, in verschillende gedaanten weliswaar. Voor sommige Heyendalers zelfs de enige reden om het Heybul open te slaan. Wij citeren Marloes Krom: “Het was iedere keer een spannend moment als hij weer verscheen, vooral toen ik een aantal mensen beter kende en de roddels meer en meer gingen leven.” Onder het motto “we moeten verder, want we moeten door” (10) wijden we hier niet verder over uit, te meer daar het materiaal zeer tijdsgebonden is. Wie interesseert zich nu bijvoorbeeld nog voor de kus van Elske Hissink en Marco van Haren, een roddel die toch menig Heyendaler onrustige dan wel slapeloze nachten heeft bezorgd?(11). Laat staan roddels uit een nog verder verleden, zoals over de nieuwe auto van Kirsten Commijs, naar verluidt een rooie.(12)

Niemand toch?

Columnisten

In hun bewogen geschiedenis hebben het Heyendaal Bulletin en het Heybul enkele gerenommeerde columnisten gekend, die allen onder pseudoniem schreven. Een column kan als volgt worden omschreven: “Een op regelmatige basis en doorgaans op een vaste plaats in een krant of weekblad verschijnende bijdrage over actuele gebeurtenissen en trends in de maatschappij.”(13)

De eerste die in dit genre voor het Heyendaalpubliek opereerde, stond bekend als ‘De Deskundige’, waarachter waarschijnlijk Guido Claessen en Pieter Paul Schellekens gezamenlijk schuil gingen. Zijn mission statement is destijds zo verwoord: “Zoals de oplettende lezer(es) destijds natuurlijk meteen (bijwoordreeksje, hè) opgemerkt heeft, worden in deze rubriek de Heyendaliaanse voorvallen, die anders aan de wereldgeschiedenis ontsnapt waren, beschreven.”(14)

Een treffend voorval is de zogenaamde ‘bal-tegen-het-dakaffaire’ die in 1986 de gemoederen flink bezighield. Natuurlijk kon een commentaar van ‘De Deskundige’ niet achterwege blijven: “De service. Doel van een service lijkt mij de bal over het net in het veld van de tegenstander te deponeren en dit liefst op zodanige wijze dat de tegenstander er iets fouts mee doet; kortom, een punt te scoren. Alhoewel het wellicht best een athletische prestatie is om bij een service de bal tegen het 10 meter hoge sporthaldak te gooien, heeft dit met volleybal bijzonder weinig te maken. Goed, men kan zeggen dat de opworp voor de service wat ongelukkig uitgevallen is, maar het riekt toch meer naar motorische gestoordheid of naar boos opzet. Het eerste is triest, het tweede is ook niet best. Als men de wedstrijd dreigt te verliezen, dient men zich niet van dit soort grappen te bedienen om een protest te kunnen uitlokken. Onsportief en niet funny.”(15)

Aldus ‘De Deskundige’.

Met de naamswijziging werd ook een nieuwe columnist geïntroduceerd. Arjan van Doremalen schreef onder de naam ‘US’ over het Heyendaalse wel en wee. Geheel trouw aan het genre van de column, boog ‘US’ zich in 1994 over de modetrends binnen Heyendaal, en richtte zijn pijlen op de rugzak die volgens hem de sporttas dreigde te verdringen: “Alhoewel: binnen onze vereniging is er al één persoon die een totaal uit-de-toon-en-kleurvallend rugzakje bezit. Een vreemd ding met donker- en lichtblauwe vlakken en nog wat geel en wit ertussen. Werkelijk! Nog lelijker dan Dingemans’ trainingspak. En dat wil wat zeggen, geloof me. En het trieste is: hij geneert zich er niet eens voor! (Overigens net zo min als de eigenaar van het bewuste trainingspak.) Maar hoezeer deze goede jongen ook voor joker loopt, hij vormt het toekomstbeeld in een wel zeer onheilspellend scenario, waarin tassen taboe zijn en de rugzakjes steeds bonter worden, nog bonter en feller dan die vermaledijde sporttassen in hun hoogtijdagen. Stelt u zich eens voor: over een klein jaartje zien we J. Kroeze in zijn (dan inmiddels) beroemde regenjas met op zijn rug een even fel roze ‘Jurrassic Park II’-rugzakje met oranje dino’s en groene t-rexjes.”(16)

‘US’ bleek zich te voegen in het rijtje columnisten dat graag reflecteert op de effectiviteit van de eigen schrijfsels. Zo lezen we het volgende: “Sommige mensen schijnen mijn schrijfseltjes nog niet helemaal te begrijpen. Zo had ik het de vorige keer over enkele ’trotse’ bezitters van op zijn minst als merkwaardig te betitelen attributen. En wat blijkt nu, bijna twee maanden later? Het beschreven zakje wordt nog immer door de eigenaar op zijn rug meegetorst. En af en toe schrik ik op van een wel zeer pijnlijke steek in mijn ogen. Dan kijk ik op en zie het befaamde trainingspak, alle esthetische wetten veronachtzamend, voorbij schieten. Een compliment behoort hierbij dus uit te gaan naar J. Kroeze, die weigert zijn regenjas nog aan te trekken. Hij heeft me begrepen.”(17)

De columns van ‘Jouneauhoux’, alias Wally ter Laak, kenmerken zich door het beschrijven van de belevenissen van de columnist op blessuregebied en diens wens om in Heren 1 te spelen. Deze Martin Bril avant la lettre stond in de schaduw van ‘US’, en schuiven wij gevoeglijk terzijde. We moeten immers voort naar die andere columnist die in aan het eind van de vorige eeuw zijn intrede deed. Richard Meijles schreef onder de naam ‘Grmbl’ zijn frustraties op volleybalgebied van zich af. In zijn afscheidscolumn nam hij de immer toenemende drang naar vernieuwing, ook wel bekend als misplaatste nieuwlichterij, op de korrel. Een columnist naar ons hart dus! ‘Grmbl’ opent als volgt: “Toen ik in 1979 met volleyballen begon, werd het bovenhands opvangen van een harde opslag standaard afgefloten. De serveerder moest tussen twee lijntjes staan, èn rechts van de midachter. Netfouten waren per definitie fout, en de bal met je onderbeen spelen was al helemaal verboden. Ondertussen is er veel aan het spelletje veranderd.”(18)

Na een aantal inmiddels doorgevoerde vernieuwingen afgeserveerd te hebben, richt ‘Grmbl’ zijn pijlen op het door hem verfoeide rallypoint-systeem: “Dit jaar werd er weer lustig op los geëxperimenteerd, onder andere met het RPS, het rallypoint-systeem. (…)

Wie wordt er op ons niveau nu beter van het rallypoint-systeem? Het publiek? (…)

Argument is dat wedstrijden bij 23-23 erg spannend zijn, en ‘bij 27-27 gieren de zenuwen door de zaal.’ Aldus Volleybal International (…). Ik kan mij nog steeds wedstrijden herinneren waarbij de service bij 15-15 menigmaal over en weer ging, omdat beide teams beter waren in de side-out (heette toen nog gewoon ‘de opslag terughalen’) dan in de verdediging. Reken maar dat je, na een heel rondje te hebben doorgedraaid, bij de service enorm veel spanning ervoer! Daar is geen 27-27 voor nodig. […]

Is dit moeilijk voor het publiek te volgen? Welnee, alleen de ploeg met de opslag kan scoren, dat begrijpt iedereen.”(19)

‘Grmbl’ sluit zijn laatste column af met een wanhopige en in retrospect vergeefse tirade tegen het RPS: “Wat mij betreft schaffen we het RPS per direct af, nog voordat het overal wordt ingevoerd. Ik zie er echt niet naar uit om vanaf volgende jaar met dat systeem te spelen. Het lijkt mij verstandig eerst eens goed na te denken wat men eigenlijk wil, in plaats van zo’n Acosta (20) blindelings te volgen, dan de spelers polsen over de ideeën en vervolgens aan het begin van een seizoen – en niet per januari o.i.d. – of tijdens bepaalde toernooien te experimenteren.”(21) Amen.

Slot

“Ondanks de journalistieke opzet worden aan de column literaire verdiensten toegekend. Sociologisch kan men de aanwezigheid van het genre en de intensiteit waarmee het bedreven wordt, beschouwen als een symbool van een op de spits gedreven praat- en overlegcultuur.”(22)

Deze aflevering over het Heyendaal Bulletin en het Heybul vormt hiervan een helder bewijs. Guido Claessen en Pieter Paul Schellekens startten een forum om plaats te bieden aan geleuter, gewauwel en geroddel, maar ook aan verhalen met literaire aspiraties, columns over actuele Heyendaalzaken en andere experimentele teksten. Laten we hopen dat in dit tijdperk van digitalisering een ouderwets papieren blaadje zijn bestaansrecht houdt. Uw lievelingshistorici hebben in ieder geval hun bijdrage geleverd.

drs. drs. M.B. Goudbeek

drs. J.A. Vrieler

(1) Heyendaal Bulletin 1 (1985) 1, p. 1.
(2) Heyendaal Bulletin 1 (1985) 1, p. 6.
(3) Daar kan Goodbeem nog een puntje aan zuigen.
(4) Heyendaal Bulletin 9 (1993) 1, p. 11-12.
(5) Heyendaal Bulletin 2 (1986) 2, p. 1.
(6) Heybul 6 (1998) 1, p. 12-13.
(7) Ministers van onderwijs in de kabinetten Lubbers-II, III en Kok -I.
(8) Heybul 6 (1998) 1, p. 12-13.
(9) Heyendaal Bulletin 2 (1986) 4, p. 1.
(10) Rolf X Wouters (1999),  p. 6.
(11) Heybul 6 (1999) 3,  Voorpaginanieuws!.
(12) Heyendaal Bulletin 9 (1993) 1, p. 14.
(13) H. van Gorp e.a., Lexicon van literaire termen. Groningen 1993, p. 77.
(14) Heyendaal Bulletin 2 (1986) 3, p. 8.
(15) Heyendaal Bulletin 2 (1986) 2, p. 8.
(16) Heybul 1 (1993) 2, p. 21.
(17) Heybul 1 (1994) 3, p. 17.
(18) Heybul 6 (1999) 4, p. 26.
(19) Heybul 6 (1999) 4, p. 26-27.
(20) Ruben Acosta is nog altijd voorzitter van de wereldvolleybalbond FIVB.
(21) Heybul 6 (1999) 4, p. 27.
(22) H. van Gorp e.a., Lexicon van literaire termen. Groningen 1993, p. 77.

Het verenigingsleven in brede zin “… life goes on. Bra! La la, how the life goes on!” Lennon/McCartney (1968) In deze waarschijnlijk laatste aflevering van de Heyendaal Anthology willen uw nijvere historici een aantal zaken onder de aandacht brengen die als een rode draad door de geschiedenis van Heyendaal lopen. Zaken die van alle tijden zijn, maar die daardoor ook onderhevig zijn aan de tand des tijds. Veranderende opvattingen en invulling van de competitie, het tenue, de training en de immer ter discussie staande werkacties zijn illustratief voor de veranderingen die hebben plaatsgevonden in veertig jaar Heyendaal. We beginnen met wat inmiddels toch als een curiosum beschouwd kan worden. Sportarts dus, sportarts… Wat schetst onze verbazing toen wij bij het spitten in de annalen van uw nijvere NSVV de volgende verklaring tegenkwamen: “Mej. M.J.P. Thijssen, geb. 2-10, ’42 en wonende op bovenstaand adres, werd door mij gezien op 9-5 ’77 voor een keuring voor een onderwijsfunctie. Zij werd door mij in goede gezondheid bevonden; er zijn geen medische bezwaren tegen beoefening van de volleyball-sport.” Aldus B.J. Westerman, bedrijfsarts van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Deze verklaring staat niet op zichzelf zoals blijkt uit de aanwezigheid van een grote hoeveelheid van onderstaande kaarten: Doktersverklaring Waar gaat dit nou in ’s hemelsnaam over? Nader onderzoek wijst uit dat sinds 1971 door de NeVoBo een medische sportkeuring verplicht werd gesteld. Deze sportkeuring kon gedaan worden door de lokale afdeling van de ‘Federatie van Bureaux voor Medische Sportkeuring’ of door je huis- of bedrijfsarts. Let wel, dit is geen grapje, maar een typisch staaltje van oud-hollandsche bevoogding en bedilzucht. In 1987 (inmiddels het geboortejaar van de jongste generatie Heyendalers) zag de heilige NeVoBo het licht en is de medische sportkeuring in de vergetelheid geraakt. Halls of fame Had je eenmaal het felbegeerde papiertje, mocht je deelnemen aan de wedstrijden van Heyendaal. Tegenwoordig worden die wedstrijden op het USC gespeeld en zo was het ook in de beginjaren van de vereniging.  Dat bleef zo tot begin jaren tachtig, toen Heyendaal zijn thuiswedstrijden in Malden moest gaan spelen. Met dank aan de NeVoBo, die indertijd de zaalruimte inhuurde en vervolgens bepaalde wie waar moest gaan spelen. In 1984 verhuisde Heyendaal naar de Gofferthal (inmiddels de Jan Massinkhal, bekend van eroticabeurzen en pasar malams). De meeste herinneringen aan de Massinkhal zijn niet positief: “De hal was ongezellig, maar op donderdag waren er wel altijd veel Heyendaalteams,” aldus Luc Rietveld. Henny Wijers vertelt dat de lichten in de Massinkhal om half één onverbiddelijk uitgingen, ook als er nog een wedstrijd gaande was. “Over vijf minuten einde sport” is er niets bij. Eliane Seegers is positiever over de Massinkhal (vooral over de derde helft), maar was toch blij te kunnen verkassen naar Hengstal: “Verder heb ik ook nog goede herinneringen aan de après-wedstrijd in de kantine van de Massinkhal of Hengstdal. Vooral Hengstdal was leuk; als je lang genoeg bleef plakken kwamen er als vanzelf de bitterballen op tafel. Wij hadden vaak pas laat een wedstrijd (21:45) wat soms nog uitliep ook. Dus uitgaan in de stad heb ik in mijn studententijd weinig gedaan op de donderdag. De gezelligheid van Heyendaal heeft dat naar mijn idee volledig gecompenseerd.” Heyendaal bleef van 1991 tot 1996 in Hengstdal. De vlaggenschepen bleven overigens tot 2002 op zaterdag in Hengstdal acteren, tot de definitieve verhuizing naar het sportcentrum. De donderdagcompetitie werd samen met VK Brakkenstein en Nijmegen’73 in Hengstdal in drie ronden afgewerkt. De eerste ronde liep van 19:00 uur tot 20:15, de tweede ronde van 20:15 tot 21:45 en de laatste ronde begon om 21.45. Omdat de speelavonden door deze te strakke planning welhaast onvermijdelijk uitliepen tot diep in de nacht, besloot de NeVoBo het tweerondesysteem in te stellen. Daardoor was er in Hengstdal op donderdagavond geen plaats meer voor twaalf wedstrijden per avond en moest Heyendaal een nieuw onderkomen vinden. Dat werd de Jan Massinkhal, die gehuurd werd samen met Voha en Duvol. Na dit korte intermezzo wordt Sporthal de Meijhorst (bijna in Brabant inderdaad) in 1999 de vaste stek van de donderdagavondcompetitie. De Meijhorst werd niet gedeeld met nijvere volleyballers, maar met een stelletje dikbuikige langharige zaalvoetballers. Hierdoor kon slechts één ronde gespeeld worden, waardoor er iedere week een thuisavond was maar teams elkaar zelden konden zien. Enige compensatie was het plezier dat de aanblik van “de staart”, “Pothuizen”, “René van Rijswijk” en hun kornuiten bood. De onvrede met deze situatie leidde al in 2000 tot een kortstondige flirt met de pèèrs-swèrte brigade uit Neerbosch die ons geheel belangeloos (maar ongetwijfeld met een scheef oog kijkend naar de bierconsumptie van de gemiddelde Heyendaler) een plaats aanbood in de VoCASA-hal aanbood. De welhaast spreekwoordelijke vocasiaanse onbetrouwbaarheid bleek eens te meer toen dit aanbod op het laatste moment schielijk werd ingetrokken.(1) Nog twee jaar Meijhorst lagen in het verschiet. Sinds 2003 speelt Heyendaal waar het thuishoort, namelijk op de campus. Kleurrijk Heyendaal Ondanks onze grondige navorsingen hebben we maar weinig feitelijkheden over de beginjaren van Heyendaal weten te achterhalen. Eén van de vroegste leden die we hebben weten te traceren, Erica Huls, herinnert zich de kleur van het Heyendaaltricot: “Als ik me goed herinner, speelden we eerst in bordeauxrood shirt en witte broek en later in helder blauw shirt en donkerblauwe broek.” Annebeth Schaepman bevestigt: “We hadden toen lichtblauwe shirtjes met donkerblauwe cijfers en een donkerblauw broekje.” Nog meer pikante details komen van Ferry Jansen. Hij herinnert zich “het zuurstokroze pakje waarmee Paul (Vervuren, JV/MG) een wedstrijd speelde omdat zijn huisgenoten zijn volleybalkleren uit zijn tas hadden gehaald en het pakje er in hadden gestopt”. Over dat helder blauwe shirt zijn de meningen nogal verdeeld. Enkelen vinden het lichtblauw, anderen weer kobaltblauw en soms zelfs groen. Van professionaliteit was nog niet echt sprake. Timo Bootsma: “We speelden in (allerlei gradaties) lichtblauwe shirts en korenblauwe broeken; de rugnummers waren door sommige spelers met watervaste stift aangebracht.” Ook Imre Inklaar herinnert zich het geïmproviseerde karakter van de eerste Heyendaalshirts: “We speelden in groene shirts en zwarte broekjes. De shirts waren geen officiële wedstrijdshirts; het waren meer gewone T-shirts met lange mouwen.” Professioneel of niet, goed houdbaar waren ze wel, aldus Nico Kroon, lid van Heyendaal sinds 1973: “Mijn shirt was blauw, ik geloof dat ik het vorig jaar pas weggegooid heb – ik heb er nog jarenlang in ander verband in gespeeld.” Ook het kroost van Jeanine Hermans (lid eind jaren zeventig) profiteert nog van de welhaast vooroorlogse kwaliteit van het toenmalige Heyendaalshirt: “Het kan zelfs zijn dat mijn oude shirt nog in de verkleedkist van de kinderen zit.” Ook Jeroen Kroeze maakt nog steeds gebruik van zijn oude groene Heyendaaltenue: “We speelden in groene shirts (dit shirt doet het nog steeds ..). Later volleybalden we in het grijs.” Co Rijkmans was niet te spreken over de groene shirts: “We hadden lelijke donkergroene shirts, met zwarte broeken.” De grijze jaren van Heyendaal maakte hij echter niet meer mee. In 2000 keerde Heyendaal terug naar het vertrouwde groen, en sinds 2003 loopt ook de kwaliteit in de pas met de maatschappelijke norm. Ohne Fleiss kein Preis Vanaf 1967 is Wouter Terpstra de door het USC gedetacheerde trainer van Heyendaal. Omdat Heyendaal aanvankelijk uit ongeveer vier teams bestond, konden deze allemaal getraind worden door Wouter Terpstra en bestonden er nog geen capaciteitsproblemen zoals die zich later zouden voordoen. Paul Wackers, een van de leden van het vroegste uur: “Ik heb de trainingen altijd wel leuk gevonden. Wouter Terpstra was een goede trainer, ik heb daar goede herinneringen aan.” Ook toen Heyendaal langzaam groeide naar acht teams, bleef de oorspronkelijke opzet gehandhaafd. Miel Hanneman heeft daar positieve herinneringen aan: “We trainden met alle herenteams tegelijkertijd in de hal. Dat was altijd wel gezellig en bood gelegenheid voor partijtjes. Daarnaast hadden we voor de vrijwilligers conditie/krachttraining in zo’n gymzaaltje. Wouter Terpstra was onze trainer. Hij was erg inspirerend.” Het eerste mannen- en vrouwenteam hebben altijd een uitzonderingspositie ingenomen binnen Heyendaal. Staat bij de meeste teams de lol in het spelletje voorop, bij heren en dames 1 wordt prestatief gespeeld en dat betekende dus ook extra trainingsarbeid. USC-trainer Terpstra kon of wou dat niet altijd bieden, vandaar dat er incidenteel gebruik werd gemaakt van externe trainers. Met name het damesteam dat in de jaren zeventig de tweede divisie bereikte, bleek fanatiek en ambitieus. Erica Huls daarover: “Toen we met het eerste ‘hogerop’ wilden, hadden we een extra training op vrijdag in de gymzaal. De sfeer was leuk en goed. Aardige mensen die hard werkten en met elkaar rekening hielden. Alleen de trainer van het sportcentrum bleef qua inzet achter bij wat het team wilde. We hebben op een gegeven moment dan ook als team besloten met een tweede trainer/coach te gaan werken. Dat ging bijzonder goed.” Voor Ineke van der Burgt is die band met haar tweede trainer/coach nooit verbroken: “Ik heb met ongelooflijk veel plezier getraind en gespeeld in die tijd. We hadden een echt goed team dat ging voor prestaties naast gezelligheid. Eigenlijk waren we best prestatie gericht; we trainden enkele jaren drie keer per week, wat erg veel was voor die tijd. We hadden een tweede “trainer” erbij, dat was Kees Liket, toen mijn vriend, nu mijn man en vader van onze twee dochters.” Heyendaal traint sinds jaar en dag op de maandagavond in het sportcentrum. De twee beschikbare rondes waren echter niet meer genoeg toen er acht teams geformeerd konden worden. Dit capaciteitsprobleem werd opgelost doordat elk team eens in de drie weken samen met een ander team training had. Ter compensatie hadden deze teams dan diezelfde woensdag een uurtje extra teamtraining in een klein zaaltje. Begin jaren negentig kreeg Heyendaal eindelijk drie rondes, waardoor elk team op een eigen veld trainen kon. De woensdagavondtrainingen waren vanaf dan uitsluitend bedoeld voor de selectieteams, waarvoor enkele malen ook elders in de stad zaalruimte werd ingehuurd (een gymzaaltje van een school aan de IJsbeerstraat). Door deze reorganisatie werd gevreesd voor een verlies aan gezelligheid binnen de vereniging, vandaar dat de gezamenlijke warming-up, verzorgd door Wouter Terpstra en vanaf 1990 door zijn opvolger Pieter Smits, gehandhaafd bleef tot 1996. Pieter Smits is nu al ruim 16 jaar verknoopt met het wel en weer van onze NSVV. Gezinsuitbreiding noopte hem echter recentelijk tot het neerleggen van een aantal taken, waardoor sinds 2005 Olympisch medaillewinnaar Misha Latuhihin de mannetjes van heren 1 volleyballend iets probeert bij te brengen. De overige teams worden getraind door Heyendalers zelf, in ruil voor een korting op de contributie. Jeanine Hermans herinnert zich iets wat volgens uw scribenten van alle tijden is: “Ik herinner mij de trainingen, maar vooral ook dat je technische kwaliteiten mede beoordeeld werden op basis van je looks.” En zo hoort het ook. Werkacties Teneinde de financiële armslag van de vereniging te verruimen, besloot Heyendaal in 1995 deel te gaan nemen aan de werkacties in het Sportcentrum. Aanvankelijk bestonden die uit het in- en uitruimen van de sporthal voor tentamenopstellingen. Later kwamen daar bardiensten in de kantine bij. In het nieuwe millennium werden Heyendalers ook ingeschakeld als garderobepersoneel, verkoper van bonnen of muntjes en als opruimers van de vuiligheid van studenten na de Refterfeesten. Een geheel nieuw manier van inkomensverschaffing is de recente ontwikkeling: “Het jaar 2006 zal jou en ook jouw club veel goeds brengen, een Wereldkampioenschap Voetbal, de Olympische winterspelen, de zorgtoeslag en papierinzameling!! Jawel, Heyendaal heeft na jaren wachten een plaatsje weten te veroveren binnen het circuit, het papierinzamelcircuit welteverstaan.” Aldus bestuurslid Hedser Nijland.(2) Geheel onomstreden zijn de werkacties nooit geweest. Wendela Verkaik herinnert zich dat er elke training een (zwarte) lijst werd opgehangen waarop aangegeven stond wie zich wel en wie zich niet inzette voor de club. “Heel confronterend, maar ook heel effectief.” In de Heybuls van 1996 woedt de discussie rondom werkacties en de illustere zwarte lijst hevig.  Columnist US licht toe: “De NSVV Heyendaal kent sedert, pak hem beet, een jaar of vijf zes zeven de zogenaamde Zwarte Lijst. Hierop stonden de namen van medeleden die geen reet, en dan bedoel ik ook nog niet een één reet, uitvoerden voor de vereniging.”(3) Het doel van deze lijst was om dergelijke leden te motiveren toch iets te gaan doen. Dat werkte natuurlijk voor geen meter, waarop het bestuur besloot de Zwarte Lijst af te schaffen in ruil voor een contributieverhoging van 45 gulden. Die verhoging kon terugverdiend worden door werkacties te gaan doen bij de vereniging, meestal in de vorm van een bardienst op het USC. De op deze manier bereikte loyaliteit schoot US in het verkeerde keelgat: “Negatieve maatregelen leiden zelden tot positieve actie. Wordt deze positieve actie dan toch bereikt, dan zal bij iedere actor de bijsmaak zuur, de tegenzin groot, de betrokkenheid nog geringer en het resultaat alleen maar negatief zijn.”(4) In de daaropvolgende Heybul probeert ex-preses Corné Dingemans de motieven van zijn bestuur voor deze maatregel te verduidelijken: “Het ‘afkopen’ van betrokkenheid met f 45,-, zoals ‘US’ het schrijft in zijn/haar stukje, is NIET de juiste interpretatie van de initiële bedoeling van het bestuur. Zoals ‘US’ had kunnen lezen in de notulen van de ALV is de mogelijke contributieverhoging van f 45,- bedoeld als een positieve prikkel om de leden aan te sporen iets voor Heyendaal te gaan doen.”(5) Marco van Haaren doet nog een duit in het zakje in de discussie over de werkacties met een stilistisch meesterwerkje ‘Nog een mening over werkacties’: “Werkactie, alleen dat woord al heeft bij mij een wrange smaak. Het hoort thuis in hetzelfde rijtje als gedwongen opname, kampementen en strafexpeditie.”(6) Van Haaren pleit voor min of meer dezelfde oplossing als het bestuur, namelijk dat inactieve leden hun inactiviteit kunnen afkopen. Hij besluit: “Ik hoor iedereen al vloeken en schelden op dit voorstel, maar beste leden, er zijn ook veel werkende Heyendalers die weinig tijd hebben, maar daarentegen wel meer geld hebben te besteden dan de gemiddelde ‘arme’ student. Ik vind dat het bestuur mijn voorstel moet bekijken en vervolgens een weloverwogen besluit moet nemen.”(7) Ook in deze kwestie werd de soep niet zo heet gegeten als hij werd opgediend. De zwarte lijst is inmiddels ter ziele en de contributieverhoging is er nooit gekomen. Desondanks kent de vereniging een groot aantal vrijwilligers die met tomeloze inzet de boel bij elkaar houden. (8) Besluit Met deze bijdrage over het dagelijkse wel en wee van Heyendaal vinden uw favoriete historici het welletjes: de pen gaat de wilgen in. In de afgelopen drie jaar hebben uw nijvere archivarissen echter een indrukwekkende schat aan informatie opgegraven en ontsloten voor de geïnteresseerde leek. Onze oorspronkelijke vraagstelling naar de oprichters van Heyendaal is helaas nog niet beantwoord. Graag zouden wij als chroniqueurs het stokje willen doorgeven aan de nieuwe generatie Heyendalers met belangstelling voor geschiedschrijving. De mappen en dozen die wij gebruikt hebben staan dan ook volledig ter beschikking. Wim de Bie kan op onze instemming rekenen wanneer hij stelt: “Wie heden beoordeelt, moet over voldoende verleden beschikken.” Alleen al daarom is de Heyendaal Anthology een nuttige exercitie geweest. drs. drs. M.B. Goudbeek drs. J.A. Vrieler (1) Saillant detail: de toenmalige voorzitter, Daan Thijssen, verdedigt inmiddels de kleuren van het paarse vlaggenschip. (2) Electronische postmededeling, januari 2006 (3) Heybul 4 (1996) 1: p 14. (4]) Heybul 4 (1996) 1: p 15.
(5) Heybul 4 (1997) 2: p 11.
(6) Heybul 4 (1997) 2: p 12.
(7) Heybul 4 (1997) 2: p 13.
(8) Cohen, 2003 e.v.

Drs. Drs. M.B. Goudbeek en Drs. J.A. Vrieler hebben de geschiedenis van Heyendaal tot in detail vastgelegd in een tiendelige serie. Dit literaire hoogstandje is zonder twijfel leerzamer dan menig studie. Toch is er één onderwerp dat altijd in een sluier van onwetendheid gehuld is gebleven: waar komt ‘Piel Paal Heyendaal’ toch vandaan? Het is een leus die iedere Heyendalers met volle borst roept, schreeuwt en zingt, maar kennis over zijn herkomst is helaas verloren gegaan. Althans, totdat de Klapcommissie een zoektocht startte naar de man die (met zijn team) Piel Paal heeft uitgevonden. In onderstaande tekst is het verhaal te lezen van Walter van Eldijk, die jaren na zijn Heyendaallidmaatschap ‘Piel Paal Heyendaal’ hoort voortleven in onze groene vereniging.

“Een jaar geleden gingen Joke en ik naar een volleybalwedstrijd van onze zoon kijken, in de Ark van Oost. Hij speelde tegen Heyendaal, het dierbare oude clubje waar wij elkaar in 1989 hebben leren kennen. “De kleur van de Heyendaalshirts is nog steeds groen”, viel me direct op. Dezelfde kleur die we in het seizoen 1989/1990 hebben ingevoerd in plaats van de vage blauwe katoenen shirtjes van toen. De geur van de jaren ‘70 en ‘80 hing indertijd nog in die blauwe vezels en aan sommige van de (eeuwige) studenten die erin zaten. Net als in onze tijd kwamen er Heyendalers naar de wedstrijd van hun clubgenoten kijken. Luidruchtig en gezellig. Goed om te zien! De wedstrijd was net begonnen toen er een lied werd ingezet door het team van Heyendaal. Hun publiek viel meteen bij en zong mee. Ik kon mijn oren niet geloven. We keken elkaar aan en wij moesten allebei enorm lachen. Wat in het seizoen 1990/1991 als yell was ontstaan bij het toenmalig Heren 1 (mijn team!), is nog steeds de trots van de club. Voor Heren 1 was het onze yell. Hij werd ingezet bij de start van de wedstrijd en bij het begin van elke nieuwe set. We gingen als team aan de achterlijn staan (ja ja, dat was toen de regel) en bij het fluitje van de scheids schreeuwde onze eerste man heel hard: “ PIEEEEEL”, waarop de tweede in de rij volgde met: “PAAAAAAAAAAL”, gelijk volgende met de gezamenlijke schreeuwde afsluiter: “ HEYENDAAAAAAAAL”. Waarom toch ‘Piel Paal’? Simpel. We zochten een pakkende yell en ‘Paal’ klinkt goed met Heyendaal. Er werd even getwijfeld ‘Lik Lak Prullenbak’ als yell te gebruiken, maar je begrijpt dat dat in geen enkel opzicht in de schaduw van ‘Piel Paal Heyendaal’ kon staan. Onze yell is nu jullie lied. Een lied dat de jaren met verve heeft doorstaan! Het brengt mij terug naar die fantastische tijd die ik heb gehad bij Heyendaal. Dat onze yell bijna 30 jaar later nog door de sporthallen galmt, dat geeft kippenvel.

Zingt het voort!

Met muzikale groet,

Walter van Eldijk“